donderdag 24 februari 2011

Richard Dawkins: evolutie als bijgeloof


Richard Dawkins, “a great believer”
Nu er, veel aandacht uitgaat naar Charles Darwin, moeten we even stil te staan bij Richard Dawkins, zijn volgeling en beschermheer. Waar ik de eerste bewonder om zijn inzichten, wijs ik de tweede resoluut af om zijn kritiekloze adoratie van dezelfde inzichten, en de verkwanseling daarvan in zijn strijd tegen "god en gebod". Oh, Dawkins staat in de belangstelling, niet om zijn inzichten als bioloog, maar omdat hij  deze misbruikt als gangmaker in een "kruistocht" tegen gelovig leven. Hij doet daarmee het omgekeerde van wat de Roomse Kerk gedaan heeft tegen Galileo, maar hij maakt dezelfde fout, namelijk het door elkaar halen van twee verschillende realms: die van de ratio, de fysische wereld, met zijn natuurwetenschappelijke wetmatigheden én de wereld van de metafysica, met zijn gelovige, empathische inzichten. Het venijn druppelt uit zijn uitspraak: "Als Christus nu geleefd had, was hij atheïst geweest. Dat is hem kwalijk te nemen. Zijn standpunt is mutatis mutandis  even laakbaar en kwetsend als dat van de Britse bisschop Richard Williamson, die evenmin geloof kan hechten aan wat de geschiedenis aandraagt en “die de holocaust ontkent.
Uit Wikipedia
Waar Dawkins zijn wetenschappelijke mondje best kan roeren, getuigt hij van onthutsend en beschamend achterlijke opvattingen over God en Geloof. Zozeer zelfs dat hij de indruk wekt persoonlijke genoegdoening na te jagen. Het is ridicuul om te schermen met uitspraken als: "Water kan niet in wijn veranderen"; "over water  kun je niet lopen"; "ik heb nog nooit iemand uit de dood zien opstaan". Dat zijn immers allemaal waarheden als een koe. Het gaat in die verhalen om afbeeldingen van de werkelijkheid, die juist omdat ze niet de werkelijkheid zelf zijn, iets kunnen duidelijk maken wat niet rationeel analyseerbaar is, net zoals in de kunst. Maar we moeten wel aannemen dat hij, Dawkins, gezien zijn uitspraken een concreet beeld heeft van de god die hij zo stellig afwijst, zijn Godsbeeld. Hij houdt er dus een persoonlijk gekleurd beeld van god op na; een god met gestalte, vorm en inhoud. Professor Dawkins heeft dan dus een afbeelding gemaakt van wie en wat god is, om dan te zeggen: nee hoor, zoiets zo iemand bestaat niet. Logisch, want wat moeten we aanvangen met zo’n god van eigen maaksel, zo’n afgod. Dawkins  doet dan ook net datgene waar in alle religies voor wordt gewaarschuwd: maak geen beeld van god. Sommige religies, zoals het Jodendom, verbieden dat zelfs categorisch. Een inzicht dat teruggaat op Mozes, die net afgedaald van de berg Sinai, het beeld van god dat het volk gemaakt had, dat gouden kalf, in stukken smeet. In het Jodendom wordt het heel expliciet gezegd: God (YH-WH) is de altijd andere. Hij heeft zelfs geen naam, iets wat wij mensen wel hebben. Als je al niet weet waar je het over hebt, hoe kun je dan zo zeker weten dat hetgeen je niet weet niet bestaat ?

De grote fout van Dawkins is, dat hij de realiteit en het leven op eigen maat snijdt, alsof er niets meer is dan dat wat hij ziet, hoort, voelt, ruikt, en wat hij kan meten. Dat is een gevaarlijke houding want dan heb je overal een concreet antwoord op, en dat leidt vroeg of laat tot isolement en zelfverheerlijking. Gevoel, aanvoelen, meevoelen wordt uitgesloten. Empathisch vermogen en het toelaten van vragen waar je géén passend antwoord op hebt, en ook niet zult krijgen, is een essentieel aspect van menszijn. Dawkins echter ridiculiseert gelovige inzichten en verwijst die naar fabeltjesland. Hij heeft niet in de gaten dat geloof alleen maar verstaan kan worden als mens levend in een gemeenschap, in een volk onderweg, met een geschiedenis. In de overgeleverde verhalen van dat volk over hun verlangen, strijd, mislukking, hoop, triomf werd en wordt in de grote verhalen van de mensheid, de Mahabaratha, de Thora, de Talmoed, de bijbel, de Koran iets geopenbaard dat verder reikt dan het individuele onvolmaakte, dat de klein-menselijke kommer en kwel èn de persoonlijke gelukservaring overstijgt en opneemt; dat reikt naar het sublieme, naar het bovenmenselijke. Sprekend in en door de verhalen, daar is God. Het inzicht van Evolutie is ook op verhalen gebaseerd, namelijk het verhaal van de fossielen. Dawkins gelooft voetstuks in dat verhaal, en gelooft meer dan hij zich realiseert, en meer dan hem misschien lief is.

Nee, mijnheer Dawkins, God is zeker niet die man met baard rustend op een wolk, zoals uitgebeeld door MichelAngelo. Van het goddelijke, is geen beeld te maken, en  je mag er zeker geen privé-beeld van maken. Dat zou afgoderij zijn. Alleen zo kun je begrijpen dat "leven na de dood" kan inhouden dat "er voor de nabestaande(n) leven kan zijn na jouw dood", en dat je leven in het lichaam van de hele gemeenschap, "De Christus", door kan gaan en daarin door kan klinken en vruchtbaar kan zijn." Voor macro-individualist en megarealist Dawkins, is dat luchtledige praat; voor hem houdt alles op als hij sterft, en hij zal t.z.t. wel om euthanasie vragen, en hij zal snel vergeten zijn, omdat hij geen geloof, hoop en liefde kent. 


Ik heb bezwaar tegen het antireligieus fanatisme waarmee Dawkins  aan de ene kant de atheïstische levenshouding verdedigt en propageert, en anderzijds met een beroep op zijn wetenschappelijke inzichten  gelovig leven verkettert. Hier zou best een wat meer bezonnen en vooral bescheiden beschouwing op zijn plaats zijn. Er ontbreekt nogal wat aan de evolutietheorie namelijk. Het is dan ook een theorie, dat wil zeggen geen wetmatigheid. Laten we even wel wezen, we hebben alleen een vage notie van de biochemische en biophysische mechanismen die de evolutie gedragen zouden kunnen hebben en ook nu nog zouden moeten dragen. Darwin's postulaat “survival of the fittest” is even charmant als simpel en mager, en geeft in feite, wederom in natuurwetenschappelijke zin, geen causale verklaring. Eigenlijk redeneert Darwin daarmee naar zijn doel toe. Immers, hij zegt impliciet, de individuen die overblijven zullen wel het best aangepast zijn geweest, en daarom zijn ze overgebleven. Dat riekt stevig naar een kringredenering. Als je alles aanneemt, kun je alles bewijzen, hoorde ik vroeger. Op essentiële aspecten van het leven wordt helemaal niet ingegaan. Ter verduidelijking het volgende. Als je natuurlijke selectie aanneemt als richtinggevend principe, dan is genetische recombinatie als mechanisme voor het ontstaan van variatie binnen de soorten essentieel. De basis daarvoor is seksuele voortplanting, ten minste bij vertebaten. Nou is dat weer afhankelijk van het sexueel dimorphisme, met de prachtige fine tuning in anatomische en fysiologische maar ook karakterologische verschillen tussen de beide sexen. Hoe zijn deze verschillen ontstaan en hoe zijn ze geëvolueerd? Survival of the fittest? The fittest for what? Niemand die daar iets zinnigs over kan zeggen. De wetenschap lijkt zich daar ook niet druk om te maken. In de verhalen van de mens, die naar antwoorden zocht, wordt met het scheppingsverhaal tenminste nog een poging gedaan. De evolutietheorie staat echter als een dijk, wat moet je dan nog? Ik roep dan toch in herinnering dat wetenschappelijke vooruitgang alleen gewaarborgd is bij een kritisch wetenschappelijke houding van vragen, van je afvragen. Theorieën moeten gefalsificeerd worden en niet bevestigd (Carl Popper).

Geloven tegenover zeker weten? Dawkins verkettert geloof, en bestrijdt het alsof het een kwaad is. Maar ik heb de indruk dat waar hij zeker meent te weten hij in feite gelóóft zeker te weten, terwijl dat niet zo is. Hij gelóóft in de juistheid van de evolutietheorie; hij gelooft meer dan hij wil toegeven. O nee? Hij zegt met grote nadruk en stelligheid dat hij niet gelooft in god. Hij gelooft dus in feite niet in de verhalen die mensen en medemensen tot een gelovige levenshouding hebben gebracht. Maar hij gelooft wel in het verhaal van de evolutie. Waarom eigenlijk? Baseert hij zich op eigen waarnemingen? Of gelooft hij in het verhaal van Darwin? Ik krijg de indruk dat ook deze wetenschapper met zijn grote theorieën een “great believer” in zichzelf is. De evolutionist gelooft in de juistheid van de evolutietheorie, analoog (of moet ik zeggen homoloog) aan de gelovige die gelooft dat er een God die is bestaat. Dat zou tot wederzijds begrip kunnen leiden in plaats van wederzijdse verkettering. Zijn afwijzen van religie brengt ons terug naar de tijd van Galileo, toen het omgekeerde het geval was. In die tijd domineerde de theologie de hele samenleving, en de opkomende natuurwetenschap werd op de pijnbank gelegd van de inquisiteur. Hij doet het omgekeerde en bestempelt de gelovige levenshouding tot gezever. De twee benaderingen van mens en wereld behoren elkaar echter aan te vullen. Theologie en zijn gelovigen aan de ene kant, met de troost die religie direct en indirect biedt voor de vele behoeftigen in deze wereld, en de Natuurwetenschap met zijn beoefenaren aan de nadere kant met de progressie in het begrip van de natuurlijke grondslagen van de wereld. De twee benaderingswijzen vormen twee verschillende sferen die elkaar ontmoeten langs de omtrek van de horizon. Gelukkig beseffen we nu dat de aarde rond is, dat de horizon dus altijd op afstand blijft en onbenaderbaar is. We zullen nooit zeker weten wat er achter ligt; er blijft veel te geloven. Dawkins slaat met zijn wetenschappelijke sledge-hammer de aarde weer plat,  en berooft de mens van de zin van zijn geschiedenis. Er is nog een bioloog, Frans de Waal, iemand die het plat optilt, en de wereld in zijn multidimensionaliteit opent. Hij zegt op grond van zijn befaamde onderzoek met apen: "Dit is een tijd voor empathie. Niet hoewel, maar juist omdàt we zoogdieren zijn". Ik kan zijn inzicht dat "de cerebraliteit van de mens enorm wordt overschat", en het waarom daarvan, van harte bij Richard Dawkins, en bij ons, aanbevelen (art. Knack,nr 52, 2009).





Geen opmerkingen:

Een reactie posten