maandag 6 juni 2011

foutief denken in de neurobiologie

Dick Swaab granulair denker?


Eind 1988 ontdekte hij dat het homosexuele brein er iets anders uitziet dan het heterosexuele brein. De Nederlandse neurowetenschapper Dick Swaab over de impact van de baarmoeder…

Nu de discussie over homosexualiteit in de samenleving weer is opgelaaid, vooral door de controversiële standpunten binnen de Kerk van Rome, werkt het Knack-interview van Joël de Cuelaer met Dick Swaab voor het Belgische tijdschrift De Knack (23 febr 2011) als een aanjager. Dick Swaab, een bekend neurobioloog, claimt dat hij in zijn onderzoek  bijzonderheden heeft gevonden in de morfologie van de hersenen van homosexuelen, die volgens hem de stelling steunen dat de voorkeur van deze mensen voor hun sexuele zijnswijze veroorzaakt wordt door de specifieke structuur, en de daaraan gekoppelde functies, van een bepaald omschreven hersengebiedje. Iets dergelijks zou mutatis mutandis volgens Swaab ook gelden voor pedofilie en transsexualiteit. Hij extrapoleert deze stelling vervolgens naar de opvatting: “Wij zijn ons brein”, zoals hij inhoudelijk uit de doeken doet in zijn gelijknamige boek, met de suggestie dat voor elk aberrant gedrag er een plekje in de hersenen is aan te wijzen dat afwijkend is van structuur (en functie?). Nou zal ons brein als complex coördinatie- en integratiecentrum en zetel van ons geheugen en bewustzijn wel overal bij betrokken zijn, maar juist dat interrelationele, krijgt in deze opvatting van Swaab te weinig nadruk. Swaab wil in zijn redeneringen en conclusies de mens en de functies in zijn mens-zijn kennelijk vastpinnen op concrete plekjes  in de hersenen die zich morfologisch onderscheiden van overeenkomstig plekjes in de hersenen van “normale” (modale) individuen. Hij koestert de twijfelachtige veronderstelling dat als je maar een kenmerkend stukje morfologie kunt aanwijzen, je ook de meteen de oorzaak te pakken hebt van het fenomeen dat onderzocht wordt.  Ik meen dat hij zich daarmee schuldig maakt aan reductionistisch, granulair denken: er is een fenomeen (een menselijke gedragswijze); ik zie een afwijkende knobbeltje in de hersenen; conclusie: dat knobbeltje moet de oorzaak zijn. Ik vind dat een dergelijke gedachtengang, hoe verleidelijk ook, sterk misleidend is, omdat daarmee ten onrechte de indruk wordt gewekt, dat de ultieme verklaring wordt gegeven en het laatste woord daarmee is gezegd. Dit komt me voor als een extreme versimpeling van de feiten, en een dito overschatting van het belang van de eigen bevindingen. Wie we zijn wordt mijns inziens niet bepaald door een plekje in de hersenen noch door de hersenen als geheel, maar is het resultaat van een proces van wording en ontwikkeling door groei en samengaande interacties van structuren en functies op alle verscheiden nivo’s, van moleculair tot organismaal en psychosociaal, waarbij het brein van het individu als centrum van geheugen en bewustzijn uiteindelijk inderdaad een bijzondere plaats inneemt.

In de weergave van interviewer Joel de Cuelaer is voor Swaab de conclusie echter duidelijk, (in mijn eigen woorden): de verschillende sexuele zijnswijzen stoelen op een biologisch gefundeerd complex van oorzaak en gevolg, en zijn niet te herleiden naar psychologische aberraties (zoals Het Vaticaan recentelijk nog wel beweerde), noch naar bewuste keuzes van het individu. Uitgaande van de in het interview weergegeven interpretatie van de onderzoeksgegevens meent Swaab dat iemand die na zijn/haar adolescentie homosexueel blijkt te zijn, of pedofiel of transsexueel, daartoe al in de baarmoeder is geprogrammeerd en gedetermineerd. Dit is opnieuw wel een heel gewaagde stelling die onmogelijk meer kan zijn dan een veronderstelling. Immers onmiddellijk rijst de vraag: “Hoe weet hij dat?” en “Waaruit concludeert hij dat?” Ik heb persoonlijk nog nooit een foetus ontmoet die sexueel actief is. Misschien heeft Swaab foetale hersenen onderzocht en het door hem  bedoelde structuurtje gezien, maar dan weet hij uiteraard niet wat later het gender zal gaan worden. Ik denk daarom dat de in het artikel gepresenteerde waarnemingen zijn  conclusies niet dragen en dat Swaab met zijn hypothesen de toets der kritiek niet kan doorstaan. Hij gaat als wetenschapper veel te ver door zijn veronderstellingen te presenteren als feiten. Gezien de maatschappelijke impact van zijn onderzoek en de conclusies die er uit getrokken worden, is een kritische evaluatie dan ook zeer op zijn plaats. Ik herinner aan de recente uitspraken van Aartsbisschop Léonard (België), en Nederland kent zijn conservatieve counterparts, die het omgekeerde beweert, namelijk dat homosexualiteit een psychologisch bepaalde aberratie is, die door bidden en  therapie genezen zou kunnen en moeten worden. Léonard heeft met zijn mening, die overduidelijk slechts geschraagd wordt door een bijbels geïnspireerd vooroordeel en wellicht persoonlijke problematiek, veel stof doen opwaaien. Een zuivere meningsvorming, in een menselijke benadering van  deze problematiek, vereist een zuivere discussie. Dat was mijn motivatie voor deze bijdrage.

Wil je een causale relatie aantonen tussen hersenstructuren en specifiek gedrag of neiging, zijn in principe de experimenteel morfologische benaderingswijzen aangewezen. Experimenteel zou de relatie tussen een structuur en (een complex van) functie(s) aangetoond kunnen worden door een operatieve ingreep: wegnemen of reduceren, transplanteren, of implanteren. Een dergelijke operatieve aanpak zou uitsluitsel kunnen geven. Een dergelijke experimentele aanpak echter is uiteraard bij onderzoek aan de mens totaal uitgesloten. Swaab heeft zich daarom waarschijnlijk noodgedwongen moeten beperken tot beschrijvend onderzoek. Alleen daarom al staan zijn conclusies op losse schroeven.  Hij heeft ongetwijfeld een reeks post mortem gevallen histologisch onderzocht en in een (hopelijk) significant aantal gevallen een consistente aberrante en specifieke morfologie geconstateerd. Het artikel van De Cuelaer geeft over de aantallen geen wetenschappelijke inkijk. Onduidelijk is bijvoorbeeld of dit altijd zo is, of slechts in een percentage van de gevallen. Ook is onduidelijk welke variatieparameters zijn gehanteerd. Ik vind dat de discussie over zo’n belangrijk onderwerp dat zoveel mensen aangaat, zuiver en helder gevoerd moet worden, en dan is de weergave in zo’n artikel van JdC nogal magertjes.

Ook beschrijvend morfologisch onderzoek aan de mens heeft zo zijn beperkingen, omdat het uiteraard post mortem moet gebeuren. Nou kan sensu strictu morfologie op zich ook nooit een oorzaak zijn. De vorm zou wel een uiting kunnen zijn van een of ander fysiologisch proces, waarvan wellicht de verhoogde activiteit zich vertaalt in de omvang. Let wel, ook zo redenerend kom je niet veel verder. Ik neem echter aan dat Swaab ook in vivo met moderne technieken als NMR-scanning en MRI-mapping van hersenactiviteit onderzoek gedaan heeft. Die technieken bieden unieke mogelijkheden om in de levende hersenen te kijken en de hersenactiviteit te bestuderen in laboratoriumsituaties. Dergelijk onderzoek kan de fysiologie in kaart brengen,  maar valt  in feite ook onder beschrijvend onderzoek en kan evenmin in causale zin uitsluitsel geven. Swaab vertelt niets over zijn proefpersonen, maar dat moeten wel puberale of postpuberale individuen zijn, bij welke de sexuele geaardheid zich reeds geopenbaard heeft. Een koppeling tussen morfologie en de sexuele geaardheid is immers alleen te leggen, als die aard inderdaad al tot expressie is gekomen. De onderzoeker loopt met zijn theorievorming dus eigenlijk achter de feiten aan. Hij constateert een gedrag, trekt conclusies over de geaardheid, ziet later in het post mortem onderzoek een wat betreft de grootte aberrante structuur in de hersenen en veronderstelt een oorzakelijk verband. Dat is niet logisch en strikt genomen ook niet wetenschappelijk, omdat niet uit te sluiten is dat de structuur zelf een gevolg is, een begeleidend verschijnsel,  dus veroorzaakt wordt,  en niet zelf  oorzaak is. De eigenlijke oorzaak van het fenomeen homosexualiteit blijft daarmee in het ongewisse. Gelukkig maar zou ik zeggen.

We zijn er nog niet. Er kunnen in een ontwikkelend systeem inderdaad afgeleide effecten zijn die dus niet zelf primair oorzaak zijn, maar gevolg. Voorbeelden van dergelijke epigenetische effecten zijn er te over ook op het terrein van de neurologie. Overbekend zijn de geslachtsverschillen tussen man en vrouw, bijv. tot uiting komend in de spraakcentra, die bij de man eenzijdig zijn geprofileerd en bij de vrouw tweezijdig. Zijn de verschillen in de spraakcentra oorzaak of gevolg? Natuurlijk een gevolg, zal onmiddellijk ieder weldenkend mens zeggen, ook al weet geen mens hoe de reactie- en interactieketens die aan de ontwikkeling van die centra ten grondslag liggen “precies” verlopen. Niemand zal durven veronderstellen dat het grotere tweezijdig ontwikkelde spraakcentrum bij de vrouw de oorzaak is van haar ontwikkeling als vrouw. Dat zou aan de uitdrukking “babbelkontje” een volstrekt nieuwe inhoud geven. En toch is dat precies wat Swaab in feite wel doet in het kader van de onderhavige problematiek. In elk geval is het wel zo dat de individuele eigenaardigheden van man en vrouw, wel degelijk minstens van invloed kunnen zijn  op de psychosociale ontwikkeling van de kinderen. We voelen dat aan als zijnde een waarheid als een koe, maar dat te bewijzen langs natuurwetenschappelijke weg is gezien de complexiteit aan de ene kant en de individualiteit aan de andere kant vrijwel uitgesloten.

Het is volstrekt niet uitgesloten dat de afwijkende morfologie  die Swaab gevonden heeft een afgeleide is of een begeleidend verschijnsel is van door hem niet nader gepreciseerde reactie- en interactieketens. Waar precies de determinerende stappen gezet worden in iemands persoonlijke ontwikkeling blijft mijns inziens dus nog steeds onduidelijk. Ikzelf zie het vooralsnog als een samenspel tussen genetisch (op het nivo van DNA) en epigenetisch (op het nivo van milieu en omstandigheden)  bepaalde, sturende  invloeden in een zich ontwikkelend systeem, met een complex samenspel op verschillende nivo’s, van cellulair, organismaal tot psychosociaal. Waar precies de ontwikkeling van indifferent naar specifiek, met de beslissende aftakkingen in de richting van een bepaald libido, vorm krijgt  is, laten we eerlijk zijn in feite nog immer compleet onbekend. Nee hoor, ik accepteer de conclusie van een oorzakelijk verband, zoals door Swaab geschetst, dus niet. De hele gedachtegang riekt me te zeer naar  een rigide reductionistisch, granulair denken, waarbij veel te weinig recht wordt gedaan aan de vloeiende complexiteit van lichaam en geest en hun onderlinge betrekkingen, en misschien ook wel te weinig recht wordt gedaan aan de mens. Het doet me denken aan het fabeltje van de zogenaamde “wiskundeknobbel” waarmee sommigen, ook ik,  volgens anderen behept zouden zijn. Vroeger werd er inderdaad wel eens gezegd,: “Ah, maar die heeft nou eenmaal een wiskundeknobbel”. De suggestie is duidelijk in twee richtingen:
·        die is gek op wiskunde en is er zoveel mee bezig dat “zijn wiskunde centrum” bovenmaats is uitgegroeid. Dit stelt de mogelijkheid van een sex-knobbeltje, als gezien door Swaab enigszins in een tendentieus daglicht. Maar dat in hersencentra dezelfde relatie bestaat tussen omvang  van hersencentra en functionaliteit als bijvoorbeeld bij de musculatuur het geval is, is bij mijn weten niet uitgesloten, maar ook niet aangetoond.
·        die heeft nu eenmaal een bovenmaatse knobbel die hem met aandrang aanzet tot het bedrijven van wiskunde. Logisch dat die meteen als hij thuis is, met zijn huiswerk wiskunde begint (en zijn talen laat liggen). “Ik ben gelukkig niet zo”, wordt er dan bij gesuggereerd.
Beide insteken zijn puur hypothetisch.

Het is eigen aan de mens te proberen  op allerlei manieren greep te krijgen op zijn hersenen en op zijn cerebraal functioneren. Hij wil zijn brein begrijpen, maar nog liever zou hij er op in willen grijpen. Hij zou willen corrigeren waar het functioneren niet aan de norm voldoet (wat die norm, ook is).  Maar precies daar past de mens toch wel grote bescheidenheid en terughoudendheid. Hij is met zijn pogingen om in medische sfeer corrigerend in te grijpen in de menselijke zijnswijze nou niet bepaald succesvol geweest, eerder een charlatan, een dr Jekyll. Althans ik kan voor ingrepen in de hersenen, als bijvoorbeeld lobotomie, het wegnemen resp. vernietigen van (delen van) de voorhersenen, ooit gezien als een gezegende probleemoplossende operatieve ingreep, geen begrip opbrengen. Sterker ik vind de operatoren bij dergelijk handelen onverantwoord en misschien zelfs misdadig bezig. Hetzelfde geldt voor de stuntelige pogingen om epilepsie en depressie en andere echte of veronderstelde psychische aandoeningen  te behandelen met allerlei op den duur desastreuze ingrepen als elektroshocks en dubieuze psychofarmaca waarvan de effecten op langere termijn niet bekend zijn. Het ergste moet gevreesd worden, want de ontwikkelingen in dit opzicht lijken niet te stuiten.

Wat is nou het belang van dit alles? Maakt het wat uit of de menselijke aard gedetermineerd is in de baarmoeder, ja ook de “modale” aard. Ik denk van wel. Ik zou niet graag leven in een samenleving waarin het determinisme hoogtij viert. Sterker nog, ik vind dat de neiging tot granulair denken, en overal een enkelvoudige oorzaak voor te willen aanwijzen, bestreden moet worden. Zo’n opvatting als die van Swaab over ogenschijnlijk zoiets persoonlijks als de sexuele geaardheid van de medemens, kan een tendens in gang zetten die op termijn betreurenswaardig uitpakt. Het is de vraag of dit soort onderzoek eigenlijk wel toelaatbaar is, een discussie die enkele jaren geleden terecht heeft gespeeld rondom onderzoeksplannen van criminoloog Buikhuisen, die wilde kijken naar mogelijke biologische, genetische, bepaaldheid van crimineel gedrag. Nu gaat het over de morfologie van de hersenen, straks gaat het over de aanwezigheid van bepaalde genen, dan niet een zekere predispositie voor alweer een of andere aard, aanleg, of eigenschap met ongetwijfeld ook alweer de neiging tot politiek verabsoluteren. Ik geloof dat we vanuit de samenleving de ontwikkelingen in deze zin nauwgezet moeten volgen, en moeten onderwerpen aan een zorgvuldige, kritische evaluatie.

Nee, dr Swaab je bent er gelukkig nog lang niet, wat je trouwens zelf ook inziet, blijkens je subtitel: “We zullen nog lang moeten wachten op de wonderpillen” (om hoedanigheden af te remmen resp. te stimuleren). Liever had ik gehad dat je  het wonder op een meer gelovige wijze geïnterpreteerd had en het gebruik van pillen zou hebben geschetst als inherent inadequaat, en slechts effectief als uiterste noodoplossing, in een soort botte bijl approach, waarbij, laten we dat vooral niet vergeten, voor de patiënt/cliënt de remedie erger dreigt te worden dan de kwaal. Kijk nog maar eens naar de verbijsterende film: “One flew over a cookoos nest”, en je weet precies wat ik bedoel. En kleine tip, blijf ook de bijzondere mens die buiten de norm van de meerderheid valt ook maar gewoon primair zien als mens.







Literatuur:
Dick Swaab: “We zullen nog lang mogen wachten op de wonderpillen”
Knack interview door Joël de Cuelaer
Febr 2011

Summery
According to Dick Swaab, a neurobiologist, the homosexual and heterosexual brain differ in some morfological respects. Swaab has put forward that the peculiar morfological detail  which he has found, causes the embarkment of the person onto a homosexual developmental pathway. It is argued that Swaab in his eagerness for straight forward causality displays outspoken granular thinking and reasoning, and sadly takes insufficiantly into account the interrelationships between structures and functions on all levels of the biological and psychosociological human developing system. The establishment of the human gender probably cannot be pinned down to one singular determinative event in the whomb.



Biografie:
Na zijn studie in de biology, is schrijver dezes tot aan zijn pensionering als docent/onderzoeker verbonden geweest aan de Rijksuniversiteit in Utrecht en heeft hij onderwijs gegeven en ontwikkelingsbiologisch onderzoek gedaan. Na zijn pensionering heeft hij zich geweid aan de schone kunsten en heeft een opleiding gevolgd in de beeldende vormgeving aan de Kunstacademie in Genk. In een viertal stages heeft hij zich daarna verder bekwaamd in het beeldhouwen. Daarnaast mag hij zich graag mengen in het publieke debat over politieke en maatschappelijke kwesties en heeft hij een reeks artikelen geproduceerd.


Opm. ik heb dit stuk middels een e-mail onder de aandacht gebracht van de weblog over Spinoza:
http://spinoza.blogse.nl/

Trefwoorden:
Dick Swaab, neurobioloog, homosexualiteit, gender, brein, kern, “oorzaak en gevolg”, causaliteit, determinatie, granulair denken, biologie, wetenschap, Knack, interview, Joël de Cuelaer