donderdag 24 februari 2011

Eucharistie:Viering of Aanbidding?


Bij het opschonen van mijn bestanden stuitte ik op een artikel uit Trouw van 2006, waarin Mgr. Wiertz, bisschop van Roermond, stevig kritiek geeft op de in zijn ogen al te vrijzinnige uitspraken van expriester en studentenpastor Huub Oosterhuis over Kerkzijn en Eucharistie.  Dat wekte een oud verlangen om mijn gedachten over geloof, kerkzijn en  eucharistieviering in onderlinge samenhang eens op papier, of liever: op het scherm, te zetten. Twee aspecten hebben mij nogal bezig gehouden, namelijk gemeenschapsviering èn aanbidding; respectievelijk een horizontale (van mens tot mens) en een verticale (tussen hemel en aarde) betrokkenheid. Beide aspecten zijn in discussies verabsoluteerd, en er zijn mensen op het kruispunt vastgenageld, hetgeen de harmonie en liefde in het kerkzijn bepaald geen goed heeft gedaan. Daar doorheen hebben woorden als conservatief, onoprecht, verdwazing sporen getrokken, en hebben geleid tot vervreemding en isolement. Twee hoofdrolspelers in de controverse die is ontstaan zijn respectievelijk, Huub Oosterhuis, pastor van de studenten-ecclesia in de zestiger jaren, en Mgr Wiertz bisschop van Roermond. Oosterhuis is een gevierd dichter, hoewel zijn populariteit tanende is. Maar zijn gevoelige teksten zijn omgevormd tot een groot aantal geestelijke liederen, die bij het kerkvolk zeer geliefd zijn, maar door de kerk worden geboycot. Wiertz is zijn opponent geworden, omdat hij vindt dat Oosterhuis te vrijzinnig is, en daarmee zichzelf buiten de kerk heeft geplaatst. Uiteraard blijft Wiertz door deze slimme opstelling de goede herder, die daar geen rol in speelt. Ik heb op de eerste plaats voor mezelf de behoefte alles eens goed en rustig te overdenken, en op een rijtje te zetten.

Aanbidding
In de traditionele opvatting staat bij de Eucharistieviering centraal het opnieuw uitspreken en beleven van de zogenaamde instellingswoorden van de Bijbelse Jezus, die hij heeft uitgesproken tijdens het "Laatste Avondmaal".  In navolging van Jezus zegent de priester, de Celebrant, de offergaven van brood en wijn en zegt over het brood:
Neem het, dit is mijn lichaam.”
En over de beker: “Dit is mijn bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten.”
Traditioneel vormt dit hele gebeuren, het samenspel van woorden en handelingen, de kern van de eucharistie. Volgens de Roomse Leer, komt bij het uitspreken van deze instellingswoorden, Jezus als de Christus in de gedaante van het brood en de wijn bij zijn volk, en worden de geheiligde offergaven in aard en betekenis (substantia) voor zijn volgelingen omgevormd tot geestelijk voedsel, zijn lichaam en bloed.

Voor mij als jonge knaap had het altaargebeuren met de heiliging van de offergaven iets mysterieus, iets wat in ons gezin eerbied afdwong. Het was vanzelfsprekend dat ik misdienaar werd, en het was een eer om daarbij te mogen assisteren. Ik wilde dat zelf ook graag, want het altaargebeuren en alles er omheen sprak me zeer aan.  Ik ben dan ook maar ternauwernood ontsnapt aan een priessteropleiding.
Het kostte mijn moeder geen moeite om me zover te krijgen dat ik ook misdienaar werd bij de nonnen. Dat was voor mij toch wel een zelfoverwinning, want ik moest daarvoor vroeg op (de mis was om 7 uur). Ik beviel wel, blijkbaar; in mijn houding betoonde ik aandacht, concentratie en eerbied. Daar zat geen redenering noch berekening achter. Voor mij was het zonneklaar dat het altaargebeuren tijdens de eucharistie iets bijzonders was; zo heel anders dan het gewone leven van alledag. Ik snapte er in feite geen jota van, maar dat hoefde ook niet en ik dacht er toen ook niet over na. Het was gewoon zo. In mijn jonge jaren gold dat trouwens voor het hele kerkvolk. En dat waren veel mensen, want toen zat de kerk nog bij elk van de drie missen op zondagochtend stampvol. Allemaal brave volgelingen, ja, zeg maar gerust schapen. Dat waren nog eens tijden voor de kerk.

Als misdienaar beleefde ik de heilige mis van dichtbij, en ik vond dat fijn. Ik volgde gebeden en handelingen ook altijd aandachtig en wel in het bijzonder de consecratie, waar de hele mis naar toe werkte, want daarin gebeurde het. Op mysterieuze wijze werd voor mijn ogen een mooi rond, plat en perfect wit schijfje brood veranderd in het lichaam van Christus. Hoe dat kon en wat er nou precies gebeurde; niemand die me dat duidelijk had willen of kunnen maken. Je zag geen verandering, maar het moest toch wel zo zijn, want iedereen geloofde in deze transsubstatiatie. Het moest wel iets te maken hebben met de plechtige gebaren en de half luid gesproken gebeden van de priester: “Hic est enim corpus meum”, herinner ik me. Al snapte ik er dan niets van, en niemand niet, het hele gebeuren was indrukwekkend genoeg, en dat bleef door de jaren heen ook zo.  Vooral omdat bij ons iedereen die dat kon "naar de Kerk ging" bij de hoogtepunten van het leven, als het er echt op aan kwam, dus bij geboorte, huwelijk, dood en afscheid, maar ook bij rampen en tegenspoed, bijv, de watersnoodramp. Dat geloof was een soort geaccepteerde gelovige status quo, een zachte deken waaronder we met ons allen doezelden; er werd niet over gesproken, laat staan dat er iets in twijfel werd getrokken. In elk geval niet door mij, klein snotjong. Maar, zeg nou zelf, het kon toch niet zijn dat al die mensen voor de flauwe kul naar de kerk gingen, op zondag zelfs twee keer: ‘smorgens de mis, en ‘savonds het lof.

Ik zie die houding van kritiekloze, en wellicht ook wat geëxalteerde adoratie sterk uitvergroot terug bij iemand als de conservatieve priester Buyens, die kort geleden op nogal negatieve wijze in het nieuws is gekomen, omdat hij, conform de leer van Rome, een homosexueel, die met zijn vriend samenwoont, de communie geweigerd had. Je vraagt  je af  waar deze pastoor de zelfzekerheid vandaan haalt om in het openbaar zo afwijzend en denigrerend en ja, ronduit beledigend, naar een medemens te doen, zo dwars tegen de Christelijke naastenliefde in? Wel, hij werpt zich op als kruisridder van de christelijke waardigheid en een homosexueel die ter communie wil gaan, ontheiligt volgens hem het sacrament van de eucharistie. Ik vind dat zo iemand eigenlijk veel weg heeft van Don Quichotte, de onvergetelijke vechter tegen windmolens, die hij aanzag voor reuzen. Het zou grappig zijn, ware het niet dat de houding van dit soort geestelijke voorgangers veel kerkelijke maar ook maatschappelijke impact heeft. Het is koren op de molen van homohaters. Kijk, waar je eerst nog denkt: ach, laat gaan, het is tenslotte maar een dorpspief die, om in de stijl van Oosterhuis te spreken, "een show opvoert met een stukje brood". Maar er zit venijn in zijn optreden en meer nog in zijn woordkeuze. Met het woord "ontheiliging" wil hij kennelijk uitdrukken dat iemand enkel en alleen door zijn aanwezigheid het gebeuren aan het altaar onteert. Dat is me nogal een aantijging, en dat niet alleen, het geeft een onaangename inkijk in de geloofsbeleving van deze Buyens. Het roept bij mij het beeld op van "het wit gepleisterde graf" waar Jezus de hovaardige Farizeeërs mee kapittelde. Buyens speelt het plechtig via "het allerheiligste", maar in feite druipt zijn houding van afkeer en mis-kenning van aard en eigenheid van een medemens.
Ik wil het verder niet hebben over de laakbare houding van een dorpspastoor, en wat hij meent te representeren. De feiten spreken voor zich. Bovendien heeft de Kerk bij monde van de Nederlandse Bisschoppen inmiddels laten weten, dat iedere kerkganger zelf naar eer en geweten moet uitmaken of hij of zij ter communie wil en kan gaan. Dat is een wijs besluit. Daarmee is de intregiteit van de homosexuele kerkganger hersteld en is in elk geval voorlopig de rust weergekeerd. Voor mij is het duidelijk dat de "homofobie" daarmee voorlopig ondergedoken is. Voor een discussie over de tegenstel-ling gemeenschapsviering versus sacramentele heiliging is dit hele gebeuren wel van belang. Immers het scherpt de tegenstelling aan. De ene interpretatie of opvatting verheldert daardoor de andere.
Nou is de kerk zelf de laatste tijd zeer negatief in de publiciteit gekomen. Enerzijds door dit soort acties vanuit conservatieve hoek, en anderzijds door de vele gevallen van sexueel misbruik van kinderen door priesters. Dit is nog wel wat pittiger dan de homosexuele praktijk, want hier gaat het om crimineel gedrag jegens kinderen. Je zou zeggen dat een meer bescheiden attitude, waar het op kwesties van moraal en medemenselijkheid aankomt, op zijn plaats zou zijn. Nou is het opvallend dat met name de conservatieve priester juist zo uiterst scherp in de leer is, en zo hard van leer trekt. Zou dat misschien iets te maken kunnen hebben met zijn adoratie van het eucharistisch gebeuren, van de eigen plechtstatige rol daarin met daarbij de eer die als celebrant op hem afstraalt? Zou hij ook niet een beetje behept zijn met een hang naar theater? Het moet bijna wel, en het heeft er alle schijn van. Bij zijn optreden  in  de Eucharistie bijvoorbeeld is in het algemeen de priester "koninklijk" gekleed en zijn optreden staat stijf van geconcentreerde aandacht en van de plechtig neergezette gebaren en rijke rituelen met brokaat, goud en zilver en wierook. Daarin lijkt hij wel wat op de homosexueel, waarvan bekend is dat hij meer dan gemiddeld theaterminded is, en daarin zelfs uiterst creatief is. Denk maar aan Paul de Leeuw. Alleen er is een essentieel verschil: de homo komt vrij, bijna vrijpostig, over, terwijl de priester stijf staat van het protocol. De homo heeft ervoor moeten knokken, om tegen alle vooroordelen in, vrij te worden, terwijl de priester alles in de schoot geworpen krijgt. Er is dus sprake van een grote tegenstelling. Zou de orthodox een beetje bang zijn van dat wat zijn tegenovergestelde is? Zou zijn homofobie ingegeven kunnen zijn door de angst dat hem die vrijheid zou kunnen overrompelen? Zou het zo kunnen zijn dat hij zijn angst daarvoor als walging projecteert op zijn zo uitdagend vrije tegenovergestelde? Zou het zo kunnen zijn, dat met het binnenkomen van de homo in de kerk, de angst zijn eigen hart binnensluipt? Voer voor psychologen, maar dat er wel degelijk iets van waar is, kan ik uit mijn eigen ervaring staven.

Het is duidelijk, Buyens laat het op de foto in alles zien: hier wordt een groots werk verricht waarin hij als dienaar en tegelijk als plaatsvervanger van de allerhoogste Jezus Christus  mag participeren. En hij doet het graag zo te zien, met toewijding en overgave.  Op het hoogtepunt van de consecratie, bij het opheffen van de voor de gelovige kerkganger getransformeerde, en nu dus "heilige hostie", is zijn blik gericht op wat niet langer dat platte schijfje brood is, want het is nu geheiligd tot lichaam van Christus en in stukken gebroken om uitgedeeld te worden. Hij eet het vervolgens vreemd genoeg allemaal zelf op, maar dat zij hem vergeven. Het klinkt wat badinerend als ik dat zo uit de doeken doe. Dat klopt ook wel een beetje, want iets in die stijve manier van doen wekt mijn argwaan. Er is iets wat mij zegt dat deze plechtige rituelen en de adoratie en aanbidding gemakkelijk verabsoluteerd worden, een doel op zich worden, en dat gaat dan altijd ten koste van degene die anders is, de vreemdeling, die welkom wordt geheten, maar tegelijk soms zo argwanend wordt bekeken om zijn anders zijn. Dat is wat me tegenstaat in de conservatief: hij doet er ritueel nog eens een schepje bovenop, waardoor het hele gebeuren wel erg veel nadruk krijgt, zijn rol nog meer benadrukt wordt, wat erg zelfbevestigend is maar tegelijk ook vervreemdend werkt. De opstelling van conservatieven als pastoor Buyens en plebaan Van Rossem jegens homosexuelen laat het navrant zien: ze wijzen "het kwaad" af, en stoten daarom de homosexueel, in hun ogen de personificatie van het kwade, af. Daarmee worden ze zelf het kwaad, immers het maken van onderscheid en het verketteren van het andere, dat zijn de wezenstrekken van het kwade. Het goede brengt bijeen, verenigt. Met zo'n fundamentalistische houding van ontmenselijkte ideologische adoratie en aanbidding haalt de kerk in west Europa de toekomst niet. Het doet allemaal denken aan de heksenprocessen van de Inquisitie. Dezelfde mechanismen zijn waarneembaar.

De hang naar heiligheid was vroeger nog veel meer uitgesproken dan nu, en dat had uiteraard op ons jongelingen enorm veel invloed. Twee voorbeelden uit mijn eigen jeugd dringen zich op. Het gebeurde eens toen ik als misdienaar bij het altaar zat, dat ik na de communieuitreiking tot mijn schrik zo'n wit schijfje, op de grond zag liggen vlak vóór het altaar. "Oh jee", flitste het door me heen, "hoe kan dat? Heeft de pastoor er eentje laten vallen?". Ik herinner me goed mijn verwarring: want wat lag daar op de grond? “Was dit onze Lieve Heer? Of toch ineens weer een schijfje wit brood? Dat kan toch niet!” In deze bizarre setting was de heiligheid ineens niet meer gegarandeerd en vloekte paradoxaal met de rituele opsmuk. Daar zat ik dan, aan de rechterkant op het bordes van het altaar, keurig op mijn knietjes, in mijn misdienaarskleren, naar dat ding te kijken, en wat moest ik doen? "Oh jee, als hij er maar niet op gaat staan", heb ik gedacht.
Ik zal best wel met grote schrikogen hebben toegekeken, want bij de herinnering aan dit voorval is de paniek zelfs nu noch voelbaar. Ik moest iets doen, maar wat?Mijn misdienaarsopleiding schoot hier hopeloos tekort. Opstaan en naar de pastoor toegaan en het zeggen...; ja wat zeggen? Moest ik hem aan zijn mouw trekken en  fluisteren, "mijnheer Pastoor, er ligt een hostie op de grond?",  of moest ik zeggen "... heilige hostie?" Nee, dat kon niet, maar toch in elk geval ook niet "Onze Lieve Heer ligt op de grond! Kon ik volstaan met te wijzen? En wat zou het kerkvolk wel niet denken? Kon ik de mis zo maar verstoren?” Verwarring alom. Nee. Ik deed dus niks, allez, toen toch niet. Maar ik heb het wel gezegd, later, nà de mis. Die stap had iets van een overwinning, want ik was beducht voor de reactie van de pastoor. Mijn nuchtere ontluikende verstand kwam tenslotte tegen mijn angstige gevraag in opstand: "Kan ik het helpen? Het is mijn schuld niet!"
De koele rustige blik van de pastoor viel me eigenlijk wat tegen. Hij liet me voorgaan en bij de bewuste plek aangekomen, zakte hij geroutineerd op één knie en raapte hij doodgemoedereerd het ding op. De vanzelfsprekendheid van zijn handelen drong met kracht de realiteit binnen. Het was eigenlijk allemaal maar heel doodgewoon. Toch ervoer ik het ook als een ontluistering van het gevoel van heiligheid dat ook ik in mezelf had gekoesterd. Het voorval had me ontnuchterd en er drongen zich dus vragen op. Was die hostie nu ineens niet meer heilig,? Wat zou er gebeurd zijn, als ik niks gezegd had en de hostie zelf had opgeraapt? Antwoorden waren er niet. Maar het gebeuren op het altaar werd wat meer doorzichtig, en ik kwam wat steviger met beide benen op de grond te staan.
Het tweede ontnuchterende voorval gebeurde gewoon op straat. Ik liep door de Bermdijk, het arbeidersstraatje  waar ik altijd door ging naar de kerk. Dan zie ik ineens de kapelaan aan komen fietsen. Op zijn damesfiets. In een flits neem ik hem op: indrukwekkend in zijn zwarte kleed, de grijszwarte breedgerande hoed, met koord en kwast; en, o jé, dan zie ik tot mijn ontsteltenis bovenal ook de paarse sjerp. Hij heeft de paarse sjerp om, schiet het door me heen, en hij heeft net als Napoleon, plaagt een stemmetje van binnen, een hand onder de revers van zijn jas. Ik wist het, er was geen ontkomen aan: "hij draagt onze lieve Heer naar een ziek iemand toe". Wat nu? Mijn aarzeling duurde maar kort. Ik moest knielen, en dus ging ik op mijn knietjes, zo op straat, uit eerbied, zoals ons ooit was voorgehouden. Terwijl ik dat deed, keek ik op naar de kapelaan die nu juist voorbij reed, en ik registreerde hoe een vertederd lachje om zijn mond speelde. Ineens voelde ik me een kwezel. Ik voelde de steentjes in mijn knieën prikken, en het drong met een schok tot me door: de kerk met zijn rituelen hoort thuis in de kerk, en niet op straat. Ik wist dat ik dit nooit meer zou doen. Ik had gekozen voor de scheiding van kerk en straat. Voor mij was er iets definitief veranderd; ik was plots geraakt en kritisch geworden; ik ging nadenken. Het "heilige" zou voortaan door mij worden uitgedaagd, en getoetst worden aan de realiteit van het leven. Voor mij zou daarna steeds duidelijker gaan worden dat het "heilige" en het gewone elkaar wel moeten raken, nee sterker, met elkaar in een wisselwerking moeten komen, maar dan wel langs de horizon van ons bestaan, daar waar hemel en aarde elkaar ontmoeten, maar niet midden op het voetbalveld van het dagelijks leven en niet in een straatje in Tilburg. Dat zou gaandeweg culmineren in het besef, dat het goed doet om naar het goede te kijken, maar dat in het leven allereerst het juiste gedaan moet worden.

gemeenschapsviering
De traditionele visie van de kerk, waarbij het gebeuren op het altaar de kern vormt van de eucharistie, werd in de zestiger jaren stevig uitgedaagd door een kritische beweging van een aantal zelfstandige, vrijdenkende priesters en leken die zich bezonnen over de essentie van gelovig leven en kerk zijn in de tijd van nu. Hiervan vormden enkele Jezuïeten, met name van Kilsdonk en Oosterhuis, die verbonden waren aan de studentenecclesia in Amsterdam, de spil. Met name Oosterhuis was een gedreven vernieuwer, die zocht naar waarachtigheid, en naar de essentie achter uiterlijk ritueel vertoon. Hij was ook een van degenen die al snel het celibaat verwierpen als niet ter zake doende, inhumaan en onchristelijk. Het was onvermijdelijk dat hij tenslotte uit de Orde werd gestoten en ik denk dat hij dat ook zelf wilde. Hij bleef echter actief als pastor in de studentenparochie en ontwikkelde in dit kritische maar ook eerlijke klimaat een, ik zou haast zeggen, organische visie op eucharistie en kerkzijn. Hierin staat niet het gebeuren op het altaar centraal, maar de gelovige gemeenschap, die door hem beschouwd wordt als de werkelijke belichaming van Jezus. De Eucharistie werd daarmee voor hem primair een gemeenschapsviering, een feestmaal van broederlijk en zusterlijk delen, van geven en nemen, van liefde en eerbied voor de naaste, omgeven en opgeluisterd door een aantal symbolen en rituelen. De gekruisigde en verrezen Jezus wordt volgens Oosterhuis belichaamd in de gemeenschap. Daarmee nam de kerkgemeenschap impliciet ook de taak op zich om in zijn Geest te handelen. Oosterhuis heeft zich te weinig rekenschap gegeven van het verschil tussen de concrete mens Jezus  en de verschenen Christus: de mens Jezus is uit het graf opgestaan als de onstoffelijke Christus met de gestalte van Jezus, maar de zoon van God. Hij heeft zich uitsluitend gericht op de mens Jezus; de goddelijke Christus, waar Paulus het over heeft, is hij vergeten.

Voor Oosterhuis staat het volk, de gemeenschap, centraal. Voor hem was het geloof in de de transsubstantiatie", in de traditionele beleving de kern van de eucharistie, niet meer dan zinsbegoocheling. Als het ware een omgekeerde goochelaarstruc: het lijkt heel wat, maar er is niks te zien, dus is het een hoop verbeelding; het is niet echt en het stelt goed beschouwd dus ook niks voor. Nee, volgens Oosterhuis is het de Gemeenschap zelf die de Christus present stelt, die daarmee en daardoor geheiligd wordt, en die zich, als ware zij zelf voedsel dat gebroken en gedeeld wordt, voor de medemens beschikbaar stelt. Oosterhuis heeft tenslotte de deur voor de kerk dicht gesmeten met een confronterend interview in Volzin, verschenen in 2002, toen hij een eredoctoraat ontving aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, vanwege zijn bijdrage aan de oecumenische liedcultuur. Citaat:
„Waarvoor ik het liefst erkenning zou krijgen”, zei Oosterhuis toen, „is wat ik ’het demasqué van de transsubstantiatie’ noem: de ontmaskering van de roomse overtuiging dat Christus werkelijk aanwezig is in het brood en in de wijn. In die opvatting is de eucharistie volstrekt onschadelijk gemaakt, de truc der trucs geworden, zonder enige politieke relevantie. Daaraan heb ik iets gedaan. Want niet het brood is het lichaam van Christus, wij, de gemeente, zijn dat. Die straalt zijn kracht uit in de wereld.”

In de ogen van bisschop Wirtz was dit een pijnlijk en de facto ketters affront, een verachting van het wezen van de eucharistie, waarmee Oosterhuis zich zelf buiten de Roomskatholieke kerk had geplaatst. Het is navrant, dat deze dichter op het toppunt van zijn roem, zich verbindt aan een fundamentele miskenning van het eucharistisch gebeuren zoals dat door Rome wordt voorgehouden. Eerlijk is eerlijk, de boodschap van Oosterhuis komt eigenlijk dan wel sympathiek over, maar dat doet mijn buurvrouw van 28 ook. Nee, ik mis iets in zijn verhaal, namelijk de inspiratiebron. Kan het zijn dat, zoals Oosterhuis impliciet aanneemt, de gemeenschap, het kerkvolk, de inspiratie voor zijn ethisch handelen in zichzelf vindt? Ik betwijfel dat. Ik mis daarin ook de gelovige traditie, de bewustmakende openbaring in een volk onderweg. Het doet me denken aan wat er gebeurde in het Joodse volk tijdens de Exodus, toen Mozes op de berg verbleef. Het volk maakte een gouden kalf, vierde feest en verviel tot afgoderij. Ook daar raakte het de binding kwijt met de traditie, de overlevering. Ik mis bij Oosterhuis de verbinding met het gebeuren op het altaar. Dat is de plaats waar tijdens de eucharistie de instellingswoorden van Jezus opnieuw worden uitgesproken en waar hij, als de Christus bij ons komt in de gedaante van Brood en Wijn. Dat is een totaal andere insteek: niet de weg van het zeker weten, maar de weg van het luisteren en van de aanbidding.

Goed beschouwd is het mij een raadsel waarom Oosterhuis zich zo weerbarstig en eigenzinnig heeft uitgelaten over de "transsubstantiatiedoctrine" tot het tenslotte een  breekpunt werd. Juist hij, de gevierde dichter, moet toch kunnen inzien, dat elementen, opvattingen, aannames, door de verandering van de context een andere inhoud, een heel andere actuele, gevoelswaarde, en een onvermoede inspirerende kracht kunnen krijgen. Zegt hij het niet zelf in de beginregels van een van zijn meest gevierde liederen:

         "de steppe zal bloeien
         de steppe zal lachen en juichen...."

Nuchter gesproken kan ik beamen dat de steppe kan bloeien, maar ik heb persoonlijk nog nooit een steppe zien lachen en huilen. " Is het daarmee onzin geworden? Ach, maar nee, het is immers bedoeld als een metafoor, een realistisch beeld met een nieuwe, maar wel een invoelbare inhoud."  Oosterhuis verbindt hier een indringend beeld, een uitgestrekte, dorre steppe, met een nieuwe blije en gelukzalige, maar nog niet bestaande werkelijkheid: bloeien en lachen. Juist door die verbinding te leggen, tussen de druk van een nuchtere werkelijkheid, die we als ons deel herkennen, de dorre steppe, mèt de belofte van een andere toekomstige werkelijkheid, die van menselijk opbloeien en gelukzalig lachen, een werkelijkheid die ons deel zal gaan worden, wint de dichter met zijn gedicht aan inspirerende kracht. Er is daarmee voor de toehoorder een andere hoopgevende werkelijkheid ontstaan: de dorre steppe zal niet alleen bloeien, maar zelfs lachen en juichen, iets wat eigenlijk alleen aan ons mensen gegeven is. Ook dit is een soort transsubstantiatie; een verandering en heiliging van de werkelijkheid met een hoopgevende nieuwe inhoud. Door het gelovig uitzingen daarvan, opent de mens zich met zijn traditie, zijn verlangen, zijn noden, zijn geloof, wordt het ideaal van menszijn opgeroepen en als het ware uitgenodigd om af te dalen, te incarneren in de tekst, in het woord, om daarmee binnen te komen in de belevingswereld van de toehoorder. Dan kunnen er inderdaad wonderlijke dingen gebeuren. De wereld is er vol van: geïnspireerde mensen die zich totaal geven en die "bergen verzetten". Ook mensen die zich inderdaad hebben laten inspireren door de teksten van Oosterhuis. Als dat niet zo zou zijn, dan zouden de woorden van zijn gedicht maar holle frasen zijn. Het gaat dan eigenlijk ook niet aan dat Wiertz laatdunkend spreekt over die liedjes van Oosterhuis.

Ik zou Oosterhuis toch eens willen vragen, of hij zijn eigen gedichten ook een truc met woorden vindt. Waarschijnlijk niet. Ook voor mij roepen zijn woorden een “voorafspiegeling” op van wat eens zal worden, als we er aan werken. Wat hij oproept is geen truc, en ook geen Fata Morgana; het gedicht schetst een beeld naar de toekomst. Het is ook geen zinsbegoocheling, het wordt echt, is de belofte van het gedicht, er komt een nieuwe wereld. Zo'n tekst kan mensen inderdaad hoop geven en kracht om door te zetten. Voorbeelden daarvan zijn er te over. Het wordt wekelijks verhaald in het programma "Against all odds" (BBC), waar het gaat over mensen die, in heel moeilijke omstandigheden hoop en kracht putten uit het Woord dat in Christelijke sfeer gesproken wordt; of het nou een gedicht is à la Oosterhuis, een gebed, de Instellingswoorden, of de woorden van troost en bemoediging en liefde die wij mensen tegen elkaar zeggen; het kan ons wekken en oproepen. Dat doet niet zozeer het woord op zich, maar het gebeurt als een geïnspireerd medemens de woorden uitspreekt, beladen met zijn eigen overtuigingen en verlangens. In gelovig perspectief doen de gebeden van de consecratie in al hun eenvoud naar mijn mening niet onder voor de fraaie versregels van Oosterhuis. Hij echter lijkt er wel doof voor te zijn geworden, en hij vergeet dan wel hoe belangrijk juist de gelovige context is voor de waardering die hij zelf met zijn gedichten heeft mogen ondervinden. Daar is hij met al zijn poeha, want die heeft hij best ook wat (dikke nek heet dat hier), debet aan de geschiedenis en heeft hij leentje buur gespeeld bij de rijke woordenschat en gelovige overtuiging van de traditie. Een kanttekening waarmee tenminste Wirtz het hartgrondig mee eens zal zijn.

Goed beschouwd, komt de houding die Oosterhuis zich aan meet ook wel wat hoogmoedig over; het gevaar dat de getalenteerde aankleeft. Het klinkt ook wel mooi, "wij, de gemeente, het kerkvolk,  vormen zelf het lichaam van Christus". Dat ik daarin de inspiratiebron mis, komt omdat ook hij zijn mening verabsoluteert, alles naar zich toetrekt en daarin doorschiet. Hij is eigenlijk net als de orthodoxe priester Buyens als een sappige groene krop sla, die eenzaam op het veld is blijven staan: die schiet door. Hij krijgt een prachtige zelden vertoonde bloeistengel, bijna te mooi om aan te zien, maar is niet meer te eten. Ik persoonlijk heb er behoefte aan het mysterie te laten zijn en worden; hij wil dat het er is, hier en nu, in hemzelf met en in zijn gemeenschap.  Ikzelf geloof dat het mysterie teder benaderd moet worden, afgesmeekt moet worden, in fierheid, maar ook nederig; hij lijkt het op te ei(/ij)sen,  en slaat het daarmee plat in de realiteit van zijn eigen menszijn. Zonder gelovige, kerkelijke draagbalk is "de steppe zal lachen..." ook niet meer dan rijmelarij.

een poging tot synthese
Je zou mijn belevenissen als jongeling in de Kerk kunnen zien als niet meer dan de eerste vingeroefeningen van persoonlijke bewustwording en kritische zelfbewuste stellingname. Zeker, het waren op zich kleinigheden, maar ze waren wel de voorbode van de omwenteling in beleving en opvattingen tijdens en na mijn pubertijd, waarin de confrontatie tussen persoonlijke gevoeligheden, verlangens en strevingen en de kerkelijke moraal in volle hevigheid losbarstte en over me heen kwam. Zelfstandig nadenken bleek geen sinecure en bleek naar ik registreerde tevens niet iedereen gegeven. Maar ik groeide nu eenmaal op in de zestiger jaren: de tijd van bewustwording, ontknechting, ontmanteling van autoritaire gezagsstructuren en van innerlijke groei naar zelfstandigheid. Dat ieder bewust levend mens vroeg of laat geconfronteerd wordt met autoriteit en gezag, en daarin met de dogmatiek van de Roomse Kerk, is een schrale troost voor de ellende waar ik en menig ander in de worsteling met geïndoctrineerde opvattingen van "zo hoort het en zo moet het" heb moeten afrekenen. En je komt er niet omheen, je bent een kind van je tijd, en je realiseert het je meer en meer: "ieder mens zal moeten zoeken naar een persoonlijke stellingname en synthese, al is het maar een bewust en overtuigd beamen, om een volwassen plek in te kunnen nemen in kerk en samenleving". Vooral omdat de Kerk niet geschroomd heeft om keer op keer met harde, en betuttelende uitspraken te komen over sexualiteit, liefdesbeleving en gezinsvorming; zaken die ieder mens diep raken, en beroeren, en soms ook heel onzeker maken. Voor de Kerk waren dat noodzakelijke richtlijnen vanuit moraaltheologische beschouwingen; ahum, kan het nog gewichtiger? Voor de leek waren het veeleer afstandelijke, bemoeizuchtige, wereldvreemde regels, waarin de Kerk er blijk van gaf niet met de menselijke, ethische en technologische ontwikkelingen in de samenleving mee te evolueren, maar dat zij verkoos te blijven tamboereren op achterhaalde Aristoteles doctrines. Er was een Paus Johannes XXIII voor nodig om de liefde in de leer weer voelbaar te maken. Maar ook hij had niet het eeuwige leven, en zijn lijn werd niet voortgezet, om de doodeenvoudige reden dat de volgende Paus er in zijn heiligheid niet de mens naar was. Wat is er daarna niet afgevochten over kwesties als sexualiteit, sexuele geaardheid, sex vóór, buiten en na het huwelijk, huwelijkstrouw, homosexualteit, liefde en overspel, condoomgebruik, abortus. De opstelling van de Kerk was en is in het zoeken naar een nieuwe modus vivendi niet wijs geweest; zij was en is nog steeds behoudzuchtig, ja heer(s)zuchtig, dominant en dwingerig, en begrijpt niet dat er een nieuwe blije melodie op de notenbalk moet kunnen komen wil de partituur op de standaard blijven. Zo niet dan zal de mens, het gelovige juk afschudden, zich vrij maken en gaan improviseren. En ja hoor, de kerk liep leeg, tot tegenwoordig nog een schamel, handjevol bejaarde kerkgangers een herinnering wakker houdt aan wat er eens was: een geestelijk imperium.  Was de kerk fout? Ja! Zij probeerde, net als de bisschop Lèonard en de heren Pastores nu nog doen, overtuigd van het eigen gelijk, haar regels en doctrines op te leggen en af te dwingen terwijl ze in haar opstelling coulant, vergevingsgezind, gastvrij en open had moeten zijn, vertrouwend op de geleidelijke inwerking van haar verkondiging van de blijde boodschap.

Je kunt gerust het "heilige" en het alledaagse, resp., het principiële en het reële opvatten als polen van ons bestaan. Nee, ik bedoel dat niet geografisch, als waren het Noord en Zuidpool van de aarde. Ik zie het als Yin en Yang, als de bekende twee kanten van de medaille, als binnen en buitenkant, als hylè en morphè, als mannelijk en vrouwelijk, als rationeel en gevoelsmatig, als notenbalk en melodie, als de verzameling van dit alles. Nee, ik zie het geloof zeker niet als een statisch vastliggend gegeven. Dat is nogal een statement, want ik bespeur in de Christelijke Kerken sterk de neiging om het "heilige" als een starre doctrine en als maatstaf aan ons, beminde gelovigen, voor te houden. Een maatstaf, die aan de ene kant meetlat is om ons de maat te nemen, en aan de andere kant een stok om ons, de hond, mee te slaan. Het komt me voor dat tegenwoordig het heilige gebeuren op het altaar, ondanks alle pracht en praal, ondanks de nog zo overtuigde inzet van mijnheer pastoor, door de moderne mens beschouwd wordt als een wat saaie, achterhaalde "one man show". Zeker in de traditionele setting van de priester en het volk, waarin de kerkgemeenschap eigenlijk alleen maar toekijkt en luistert, gaat er geen aansprekende boodschap van uit. Ik betreur dat omdat ik vind dat ook voor de moderne mens het altaargebeuren onmisbaar is: daarin zetelt de inspiratie die van een groepje angstige volgelingen, de Apostelen, en van de Emmaüsgangers gelovige doorzetters heeft gemaakt. Ook wij hebben die bron nodig. Maar het water stoomt niet voldoende en de ondergrond wordt drassig en moerassig. Dat is geen vaste grond, en niet iedereen kan over water lopen. O ja, ik respecteer de priester die in deze tijd probeert de diepste waarden overeind te houden, maar ik verlang wel een beweeglijke visie die niet afklemt, maar die ruimte schept. Conservatieve priesters als pastoor Luc Buyens uit Reusel, plebaan Geertjan van Rossem en bisschop Antoon Hurkmans van bisdom den Bosch, bisschop Léonard van België, realiseren zich onvoldoende dat daarbij de levensvreugde en de acclamatie van het volk nodig is. Zonder Palmpasen, met de feestelijke juichende inhuldiging door de gemeenschap, hoe dramatisch ook, zal er geen Pasen zijn. En natuurlijk is er geen Eucharistie mogelijk zonder een kerkgemeenschap. Het is een gezamenlijk beleven, waarin Jezus als de Christus opnieuw waarlijk geestelijk voedsel kan worden voor de Kerkgemeenschap, belichaamd als brood en wijn, die daardoor geïnspireerd en bemoedigd in actie kan komen. Dat Buyens besluit om, in een eucharistieviering, met een aantal homosexuelen onder het kerkvolk, maar geen hosties uit te delen, omdat hij niet kan zien wie "in zonde leeft" is een grove miskenning van het wezen van de Eucharistie. Daarin heeft hij zichzelf boven de Christelijke leer van de Naastenliefde geplaatst, en zich geschaard onder het volkje Farizeeërs waar Jezus in zijn tijd zo tegen fulmineerde; een wit gepleisterd graf mooi maar met een dode inhoud.

Ik heb het gevoel dat Wirtz met een beroep op zijn bisschoppelijk leergezag eigenlijk hetzelfde doet, en zich het voorrecht aanmatigt om de verantwoordelijke realiteitszin van de tegenwoordige mens als een lachertje af te doen. Bij de gelovige van nu komt de clerus echter niet meer klaar met een plechtige Herenhouding van de mannen broeders: "wij hebben het hier voor het zeggen". De tegenwoordige leek is uitermate goed onderlegd, heeft creatief kritisch leren denken en handelen in verantwoordelijkheid, en weet ten diepste ook wel dat een goede verstandhouding tussen kerkelijk en wereldlijk, spiritueel en reëel, essentieel is voor het mens zijn. Ik heb de indruk dat de conservatieven in de kerk hardnekkig en eigenzinnig blijven proberen de gelovige duiding van kerkelijk leven te monopoliseren, en hun denkbeelden trachten door te drukken en desnoods de ruimdenkende gelovigen te weren. Geloof je dat niet lezer? Het is ook bijna niet te geloven. De aartsconservatieve bisschop Léonard, pas benoemd tot aartsbisschop van de Belgische kerkprovincie haalt met het grootste gemak oude doctrines van een verlopen kerk voor de dag, en gaat daarin zwaar over de schreef. En opvallend genoeg gaat het weer over sexualiteit, het idée fixe van de aartsconservatief. Léonard waagt het zelfs homosexualiteit af te doen als een een ziekte, zoals anorexia, die genezen kan en moet worden. Voor hem is homosexualiteit een bewuste en foutieve, afkeurenswaardige, tegennatuurlijke, lees: zondige, handelswijze.
Dat roept toch allerlei vragen op. Wat zijn nou eigenlijk de criteria voor natuurlijk en tegennatuurlijk? Velen in en buiten de kerk zien het celibaat bijvoorbeeld als uiterst tegennatuurlijk, en als de oorzaak van sexuele aberraties bij priesters, zoals sexueel misbruik en pedofilie. De kerkelijke overheid zet zich schrap en probeert onder dat groeiende inzicht uit te komen. Hoe denkt de kerk over zelfbevrediging? Is dit wel of niet in overeenstemming met de natuurlijke bedoelingen? Let wel, het is algemeen aanvaard als een natuurlijk fenomeen en belangrijk in het ontdekken en leren kennen van de eigen sexualiteit bij de groei naar volwassenheid. En waarom is homosexualiteit tegen de natuur? Homosexueel gedrag past immers helemaal bij de natuur van deze mens. Je moet toch wel vol zitten van eigenwaan als je een medemens de maat durft te nemen met je eigen aard, die zo duidelijk niet past bij de natuur van die ander. Er moet wel een dringende reden zijn waarom de kerk juist over "homosexualiteit"  als sexueel verkeer tussen mannen zo'n enorme “opbef” maakt. Is dit misschien een fenomeen dat de kerk en zijn gezagsdragers direct zelf bedreigt? Zijn ze bang dat de mannen broeders zich hieraan zouden gaan overgeven, als een gemakkelijk alternatief voor een heterosexuele relatie, zoals vaak blijkt te gebeuren op de seminaries. Is de walging waar een zekere pastoor over spreekt misschien een uiting van zelfhaat die hij op een gemakkelijk slachtoffer projecteert? Het is bekend dat er onder de priesters naar verhouding veel meer homosexuelen zijn dan in de samenleving. We mogen ons herinneren dat in het Romeinse rijk sex met jongelingen, dus homosex, tot in het Florence van MichelAngelo een gewone praktijk was, en zelfs werd verkozen boven heterosex. Ligt daarin misschien de primaire oorzaak van de kerkelijke preoccupatie jegens homo's. Oh, ik denk dat pastoor Buyens deze overwegingen niet allemaal gehad heeft toen hij de mis deed en bij de communie de evident homosexuele Prins Carnaval en daarmee de duvel in persoon zag naderen. Sterker nog, ik denk dat Buyens gewoon een simpele volgzame, misschien ook wel wat vereenzaamde man is, die blind de officiële leer van Rome volgt, zich daar krampachtig aan vasthoudt en daar persoonlijk voor zijn eigen gemoedsrust garen bij spint. Maar zouden het niet dit soort mensen zijn, zij die er nooit toe zijn gekomen om eens zelf na te denken, en die reageren vanuit een onaangenaam buikgevoel, die de intolerantie in de samenleving doen groeien? Waarschijnlijk wel, want het zijn uitgerekend deze mensen die zich willen vasthouden aan de letter van de wet. Een mens die geleefd heeft, weet dat dit een gevaarlijk polariserende keuze is, die leidt tot verkettering en isolement. Daarin ligt verscholen het grote kwaad, dat van het verabsoluteren, van de verkapte zelfverheerlijking, van veroordelen en uitsluiten. Het lijkt er helaas op dat we in deze tijd te maken hebben met een Rooms reveille dat juist hierdoor gekenmerkt wordt. Anders kan ik de recente liturgische zuivering waarbij de mooiste liederen, ja je raadt het al, waaronder een reeks liederen van Oosterhuis, door de bisschoppelijke censors uit de officiële liturgie worden geweerd. Oosterhuis lijkt daarmee de facto "kalt gestellt". Dat verklaart ook de verbijsterende opstelling van plebaan van Rossem, die doodleuk zegt dat homo’s niet moeten protesteren maar de kerk maar moeten verlaten. Hij zegt apodictisch eucharistie en homosex gaan niet samen. Ik ga maar dat akelige balletje maar niet terugspelen, maar sla maar eens een krant open in deze dagen en lees zelf het verhaal over een 82 jarige priester en zijn misdienaar.

Is dit nou een ontwikkeling waar we blij mee moeten zijn? Nou, nee. Ik kies rigoureus voor wederzijds begrip, tolerantie, vertrouwvol inspelen op het eigen geweten en de eigen verantwoordelijkheid. De kerk zou zich meer dan vertoond door de radicalen, de conservatieven, moeten bezinnen op de samenhang in het eucharistisch gebeuren. Teveel worden elementen daaruit geïsoleerd en ten hemel geheven. Maar dat geldt mutatis mutandis ook voor iemand als Oosterhuis. In deze tijd leven we toe naar Pasen. Een uitgelezen periode om de gang van Jezus met zijn volgelingen, zijn gemeenschap, te volgen op zijn weg naar beproeving: van opperste vreugde en euforie bij Palm Pasen, het liefdevol breken en delen en zich weggeven bij het Laatste Avondmaal, via eenzaamheid, bezinning en smeekbeden op Getsemaneh, veroordeling, lijden, dood en opstanding, opnieuw als eucharistisch gebeuren te beleven.  Daarin ligt inderdaad enerzijds in een gezamenlijk optrekken van Jezus en zijn apostelen het hele gebeuren besloten dat in de eucharistie wordt verhaald en herbeleefd, en anderzijds vormt het de grond voor de enorme inspirerende kracht die triomfantelijk culmineert in de opstanding uit de dood; de opwekking en opstanding van Jezus als de Christus, als hart en bezieling van de jonge kerkgemeenschap. Maar dat houdt dan ook in dat de gemeenschap in Christelijke geest op weg gaat en net zoals Jezus zelf tot daden overgaat. De "blijde boodschap" moet opnieuw geactualiseerd worden in ons eigen leven, zodat de blijdschap afgelezen kan worden aan het concrete doen van de kerk. Net als Jezus geleefd heeft dient onze aandacht uit te gaan naar de mensen die in de samenleving gemarginaliseerd zijn en niet meer in staat zijn voor zichzelf op te komen: de misdeelden, de slaven van deze tijd. De kerkgemeenschap kan werken als een zuurdesem, door te handelen, te doen. De daad en het woord zijn daarin één. Te vaak beperken we ons echter, wij, leken maar ook voorgangers tot zalvende mooie met verve gesproken volzinnen en vergeten we dat de inspiratieve kracht van de boodschap zit in de daden van ons eigen leven en niet sec in de woorden waarin die verhaald worden. De inspiratieve kracht ligt immers niet besloten in de woorden op zich. Tegen zo'n opvatting protesteert Oosterhuis terecht. Maar in de daden waarvan verhaald wordt. De daad moet als het ware de binnenkant, de substantia, van het woord zijn. Dat is zo bij de instellingswoorden van Jezus, en dient ook zo te zijn voor ons kerkgangers in ons leven. We zullen als kerkgemeenschap dus de instellingswoorden met ons eigen leven waar moeten maken. Liefde is een werkwoord, weten we, en moet gedaan worden. Juist daarin is Jezus ons voorgegaan.

Dan gaat het niet meer aan om iets uit dit verhaal van leven, breken en delen, bidden en smeken, lijden, sterven, zwakte, trouw en ontrouw, vergeving en opstanding te isoleren en als enige en absolute waarheid voor te stellen. Dan gaat het erom ieder mens concreet het gevoel te geven dat hij in zijn onvolmaakte hoedanigheid geliefd is, en erbij hoort. Alleen zo kan het volle bouquet van het Christelijk geloof gesmaakt worden.


(lit.: Trouw, de Verdieping   | religie & filosofie  | 06072006/ ’Huub Oosterhuis bestrijdt de leer’
door Marc van Dijk)


Leonard: opgezet met een condoom

Leonard: het nut van een condoom
 
Het begint er op te lijken dat Bisschop Léonard zich voorgenomen heeft er eens stevig tegen aan te gaan. Ach, je mag verwachten dat iemand die het in deze tijd aandurft om op zo’n post te gaan zitten ook wel eens iets van zich zal laten horen. Sterker nog de katholieke gelovige mag ook wel wat leiding van hem krijgen. Hij is tenslotte voor de kerk voorganger en gezagsdrager. Van de andere kant, de gelovige mag ook verwachten dat hij goed weet en goed aanvoelt wat er in de samenleving leeft, en hoe hij daarin zijn medemensen liefdevol nabij kan zijn met raad en daad. Dat vraagt zowel om alertheid, als ook om rustige bezinning. Immers, we leven met ons allen in een rap veranderende wereld, die aangestuurd door wetenschap en technologie enorme omwentelingen doormaakt, en we zijn daarin zowel deelgenoot als lotgenoot, christenen èn niet christenen, gelovigen èn atheïsten. We beïnvloeden elkaar wederzijds, en dat is ook een groot goed, want dat is de rijkdom van een multiculturele samenleving.

Maar de tijd van gewillig en onderdanig volgen is voorbij. Willen we in een zekere harmonie met elkaar leven, dan zal er sprake moeten zijn van een tweerichtingsverkeer. De gezagsdrager zal zelf ook moeten luisteren en beluisteren wat er in samenleving van nu speelt, en dat vertalen in nieuwe ethische vraagstellingen. Dat is de kern van het christelijk geloof: “Sjemah”, luister en beluister; wat vraagt de samenleving hier en nu en wat kan, gegeven het Bijbelse Woord”, daarop mijn antwoord zijn. Goed beschouwd is de inhoud van “het Woord” zo rijk en tegelijk zo algemeen, dat er altijd een antwoord gegeven kan worden. Dat kan echter alleen adequaat zijn als de voorganger zich uitgebreid laat informeren, en zich laat voorlichten door specialisten en gezagsdragers uit andere disciplines. Anders krijg je onherroepelijk oppervlakkig geleuter en zalvende prietpraat. Voorbeeld? Het is onzin om alleen in algemene termen over abortus te praten. Op het nivo van de filosofie en moraaltheologie krijg je dan zweverig en inhoudsloos geleuter, en op het nivo van het individu wordt je geconfronteerd met een overstelpende veelheid aan problematieken. Beide kanten, zullen toch in hun complexiteit aan bod moeten komen: de inhoud van het Woord moet vertaald worden naar de wereld van nu, en nieuw verstaan worden bij de specifieke vragen en noden van nu. Kom nou niet meer aan met gemummificeerde filosofieën, daarmee kun je de noden van deze tijd niet te lijf. Léonard houdt van gepeperde lulkoek, dat is zeker. Dat heb je met mensen die steeds aan het woord kunnen en willen zijn, en in hun excellerende race naar de top nooit stevig weerwoord hebben gekregen. Je krijgt dan onherroepelijk een corrumpering van begrippen en redenaties, waarvan de inhoud hoe langer hoe meer met ego wordt opgevuld, zoals bij de ziekte van Alzheimer de hersencellen worden gevuld met plaques.


Wel,  wat doet onze bisschop Leonard dan nu weer? Wat? Vergelijkt hij een condoom met een motorhelm en vrijen met motorrijden? Serieus? Jawel, inderdaad. Sterker nog, hij zegt: als je beslist om te rijden als een gek draag dan een helm; mutatis mutandis: als je beslist om te vrijen als een gek, draag dan een condoom. Die vergelijking is toch wel erg lachwekkend. Op de eerste plaats, ook al rijd je op de moto niet als een gek, ben je nog verplicht een helm te dragen. Als je een keurige liefdevolle relatie hebt dan kún je een condoom gebruiken als voorbehoedsmiddel, ten behoeve van geboorteregeling. Ah, de kerk keurt dat ook af? Oh, om verspilling van zaad? Dat is dan wat met al die rukprak-tijken binnen de Clerus, maar daar gaan we het een andere keer eens over hebben. Ik neem aan dat de bisschop gelooft in een liefdevolle één-op-één relatie, waar geen bescherming nodig is. Het zou beter zijn als hij zich in zijn prediking daar op zou richten, en zou ophouden met  zijn ongelukkige vergelijkingen. Het is zinloos en heilloos alsmaar verkapt te zeveren in termen van geboden en verboden. Ik heb hem maar een condoom opgezet om me te beschermen tegen zijn cerebrale ejaculaties, waarmee hij als een gek rijdend tracht ons te indoctrineren. 

Celibataire Anorexia

Celibataire Anorexia


1590s, "lack of appetite," from Gk. anorexia, from an-, privative prefix, "without" + orexis "appetite, desire," from oregein "to desire, stretch out" (cognate with L. regere "to keep straight, guide, rule;" see regal).

Ons overbuurmeisje was ernstig ziek, ze viel enorm af en werd werkelijk angstwekkend mager. Akelig, echt vel over been. Wat een verandering, van blozend kind tot een spookachtige spillebeen, ontluisterend bijna. Wat is er in godes naam aan de hand, vroegen we ons af? Ze heeft anorexia, hoorden we; de wil om alsmaar te vermageren, want ze vindt zich te dik. Verrek, dat roept zowel protest als diep medelijden op. Want haar lust tot vermageren is redeloos en dwangmatig. Het is eigenlijk een passie. Laatst kwam ik haar weer tegen, springlevend, en huppelend van levenslust kwam ze me tegemoet. Genezen. Mijn god, wat een verbluffende transformatie, ik was er ontroerd van.

Het kwam me terug in mijn gedachten toen ik in de krant las over de gewraakte, bizarre en minstens onbezonnen uitspraak van onze nieuwe aartsbisschop Léonard. Er begon bij mij ondanks mijn eerste terughoudendheid, god wat een felle indringende koortsblik, net wat sympathie voor hem op te komen. Ja, want ik ben ook geen voorstander van abortus, oh nee, ik zie dat ook als een uiterst ongelukkige liefdeloze ingreep, maar soms onvermijdelijk. Euthanasie? Nee, ook liever niet, maar soms een verlossing. Stamcelonderzoek? Oh ja, maar liever niet aan embryo's; Gelukkig hoeft dat ook niet meer. Tja, hij had het wat rustiger aan kunnen doen, maar hij is kennelijk bovenmatig vervuld van geestelijke energie, wel geestig eigenlijk zo'n overlopende man. Alles goed en wel, maar ik vond zijn aanblik met die felle indringende ogen en die opgetrokken wenkbrauwen niet bijzonder aantrekkelijk. Wat zou Frans de Waal, onze apenspecialist, van zo'n gezichtsuitdrukking zeggen? Angstig agressief? Zijn hele voorkomen straalt een wat bizarre combinatie uit van staalharde toewijding en afstandelijke, virtuele vriendelijkheid, met zo'n geadopteerd abstract Biafra-lachje. Een herder? Hoed mijn schapen? Wolf in schaapskleren? Geen doetje in elk geval. Een man van god met een opdracht. Die wil zijn naam eer aan doen. Leonard? Leeuwenhart betekent het eigenlijk: met het hart van een leeuw. Ai, dat belooft wat, en hij weet dat zelf. Dat heeft hij beslist uitgeplozen, net als ik trouwens.

Hij heeft er het nodige aan gedaan om maar meteen naam te maken ook, daarbij, eerlijk is eerlijk,  geholpen door een overijverige, ongelovige  pers. Als ware persmuskieten zijn ze er op afgegaan, op deze naar verluidt, zo akelige aartsconservatief. Grrr, klonk het strijdlustig, maar ook een beetje hol: "Die zak in Rome heeft weer eens uitgehaald". En de verboden en geboden, waar in een land als België, al zeker geen Yves de Smet of Patrick de Witt wakker van ligt, werden weer eens driftig afgestoft. Hellup, dat wordt weer schrijven jongens. En ze pakten uit; de columnisten als meester in het zwart maken van anderen. Ze zagen weer eens een  dikke boterham met spek, en konden ongestraft en soms onbeschoft uitpakken, zoals PdeW, met zijn weinig doordachte clichématige "kak"verhaaltje. Nee, nee, maak je niet boos, ook jij niet PdeW, ik ga geen verhaal vóór onze Leonard schrijven, want ook ik ga hem even kritisch op de toonbank leggen.

Leonard maakt toch echt wel een ongelukkige vergelijking, en dat is hem als driesterren filosoof kwalijk te nemen. Homoseksualiteit tegenover, of zo je wilt naast, anorexia stellen? Laten we nu eens wel wezen: anorexia is een dwangmatige neiging tot vermageren en dus onthouding van eten. Betekent dat dan volgens Leonard dat homoseksualiteit mutatis mutandis een dwang-matige, ziekelijke, neiging is om zich te onthouden van sex? Nee, ho ho, dat bedoelt hij zeker niet, eerder het omgekeerde. Met andere woorden, hij meent wat hij bedoelt maar drukt zich wat moeilijk uit. Homoseksualiteit is een soort ziekte volgens hem en die mens moet dus met liefde bejegend worden. Het gaat ook niet aan om de neiging af te keuren maar wel de vieze tegennatuurlijke daad. Welke? Allez, hè, lees daar Goedele Liekens maar op na. Het wordt op de seminaries uitvoerig onderwezen en als ik mijn bronnen bij de Jezuitencolleges moet geloven vaak genoeg in praktijk gebracht, ehh, maar goed. Het komt me eigenlijk voor dat hij, Léonard,  beter zichzelf en zijn priesterschare met het dwangmatige celibaat naast anorexia zou kunnen plaatsen. Ja, doe dat eens, bij wijze van filosofische oefening, dan gaat je ineens op verhelderende wijze een licht op. Immers Rome proclameert seksuele vermagering, lees: onthouding, uithongering voor zijn dienaren. Niet dat ze zich daar aan houden, want o zo vaak blijkt dat het bloed toch kruipt waar het niet gaan kan, en dan soms op een verbasterde manier; vraag dat maar aan bisschop VanGheluwe, die het in sexuele zin niet kon laten zijn handen uit de mouwen te steken. En Belgie staat daarin niet alleen hoor, oh nee!

Om in de terminologie van onze Léonard te spreken: seksueel komt van het latijnse secare, scheiden dus (niet seccare, dat betekent uitdrogen; dat komt daarna...). Nou dat klopt wel: Rome  scheidt, snijdt, zijn priesters af van een normaal, harmonieus leven, en verplicht hen daarmee een raar soort aberratie te ontwikkelen, namelijk het celibaat: zich onthouden van, zich afkeren van sex, er een afkeer van hebben, maar in feite, zoals zo vaak bj geboden en verboden blijkt, niets liever willen. Er is niets lekkerder dan de verboden vrucht. Waar dat toe leidt?  Wel, er van (vr)eten en het vervolgens weer uitkotsen, net als bij anorexia. Niet te geloven wat dat allemaal voor ellende met zich meebrengt. De een na de andere past(o)or, die toch zo vriendelijk overkwam, blijkt zich al jarenlang te vergrijpen aan kinderen, of blijkt er in het geniep niet één, maar meerdere vrouwen op na te houden. Wat een maskerade, wat een hypocriete onemanshow wordt er toch telkens opgevoerd. Wat een broederliefde om dat telkens maar weer met de mantel der knapenliefde te bedekken. Ja, ik vind de naast elkaar stelling van anorexia en celibaat zo gek nog niet. Maar, nee, de vergelijking van anorexia met homoseksualiteit gaat niet op. Homo's en Lesbo's lusten er net als elk normaal mens namelijk wel soep van en worden er zeker als ze een condoom gebruiken, dat kabotseke weet je wel, niet ziek van. Dat kan van de verondersteld celibataire geheelonthouder niet echt gezegd worden. Daarvoor zijn er teveel gevallen van achterbakse seksuele ontsporingen bij onze kerkelijke voortrekkers, ehh voorgangers, in de publiciteit geweest.

Secare, uiteenleggen. Ja het is leuk om de ethymologie na te gaan, maar de afstamming van een woord kennen, wil nog niet zeggen dat je verstaat wat dat woord wil uitdrukken, noch dat je de betekenis ervan in het hier en nu begrijpt. Ik denk bijvoorbeeld dat er in het hier en nu niemand is die net als de bisschop bij sex denkt aan scheiden, uit elkaar leggen. Integendeel een normaal mens denkt dan aan verenigen, op elkaar ingaan, één worden, niet van principes maar van individuen. Individu worden: onverdeeld.

Léonard adstrueert dat we ondanks het feilen, uiteraard van elkaar blijven houden. Och, zeker, we blijven ook van onze priesters houden. Nee, aan verketteren doe ik niet mee, al heb ik er soms wel eens zin in. Ik zou wèl graag zien dat de kerkelijke gezagsdragers zich eens wat bescheidener gingen opstellen, ook onze kersverse aarsbischop Mgr Léonard (de verspreking is bewust). Het heeft geen pas om direct zo hoog van de kansel te gaan staan lullen. Ik zou hem willen uitnodigen eerst eens tussen de mensen te komen, eens aan te voelen wat er onder het Godsvolk leeft, wat de vragen, verlangens en noden zijn, er tegenaan te duwen, plukken en rukken, en zich werkelijk als mens tussen de mensen, gezamenlijk als lichaam van Christus, present te stellen. Het is al te gemakkelijk om te zonnebaden in een filosofisch Aristoteles-klimaat waarin het Woord het laatste woord moet hebben. Ah, hij hoeft zijn afkomst en zijn vorming niet te verloochenen, maar niemand zit te wachten op een woordfetisjist die allerlei wel herkauwde, maar niet echt verteerde en zeker niet  geïncorporeerde stelligheden op ons als teerbeminde schapen afvuurt. Ah nee, kwaad doet het allemaal niet, zeker als het evident zo uit de mouw is geschud, en zo weinig doordacht, laat zeker niet doorvoeld is. Ach nee, het breekt ook niet verder af. Wat het wel doet? Och, zo'n insteek zal de mensen bevestigen in hun afkering van de kerk van Rome, om niet te zeggen hun afkeer van de kerk; opbouwen doet het in elk geval zeker niet. Ik zou zeggen alaaf, maak er wat van monseigneur.

Is dat “ene  kall over enen aartsbisschop, nota bene, seg. Jij durft!” Ja zeg ik je, en het zal tijd worden ook dat we onze mond eens open doen. We hebben ze lang genoeg alleen gelaten.


De Bisschop getikt?

Na de laatste ontboezemingen van aartsbisschop Lèonard  (Belgie) over pedofiele priesters (Gazet van Anwerpen, 28/10), dringt zich bij mij met aandrang de conclusie op: “De man heeft een tic”.  Een aaneenschakeling van “bêtises” als door hem te berde gebracht, is alleen mogelijk als er een psychische hardnekkigheid, ja een hersenvernauwing,   in het spel is die hem belet menselijk en genuanceerd te denken.  Het is niet alleen de starre woordenbrij van de man die me tot deze conclusie brengt, maar ook zijn hele houding, die getuigt van krampachtigheid en een  verwrongen geest. Inderdaad het innerlijk van deze Léonard is op zijn gezicht af te lezen.
Ik heb al eerder  zijn uitspraken over homosexualiteit, waarin hij  die eigenschap vergeleek met anorexia, herleid tot een celibataire anorexia die hem en zijn beroepsgenoten aankleeft en totaal zijn denken beheerst: een verwrongen, walgende afkeer van sex, en misschien van de vrouw, die zich manifesteert in een overmatige aandacht voor resp. ontspoorde consumptie van,  gevolgd door een neurotisch afwijzen. Het beroerde is alleen dat deze afwijking, deze beheptheid, maar moeilijk ontmaskerd wordt omdat hij ingebed is in een vroeger indrukwekkend maar zo langzamerhand eerder belachelijk  ritueel van opsmuk, gebaren en gezwollen fraseologie, dat alle aspecten vertoont van overdreven te  zwaar aangezet theater.   Niettemin houdt hij en zijn  Kerk zich hieraan vast, en tracht  hiermee  krampachtig een odium van legitimiteit  hoog  te houden. Toch niet erg zou je zeggen.  Als je dan echter tegelijkertijd ziet hoe de bedienaars van al dit fraais blijven proberen macht uit te oefenen en met hun geperverteerde neigingen  en opvattingen zwakken in hun omgeving te domineren en te misbruiken, wordt het  tijd om deze ridicule façade eens rigoureus door te prikken, het bolwerk te ontmantelen en de atrribuanten door te  verwijzen naar  de spreekkamer van de psychiater. Het schenden van de elementaire regels van menselijke communicatie enerzijds en het met voeten treden van intermenselijke verantwoordelijkheid, zoals ook nu weer gebeurt, moet  vanuit de samenleving een krachtig halt worden toegeroepen. Daarom is het goed dat ook de politiek nu in beweging begint te komen, en de praktijken van deze man en zijn sympathisanten afwijst. Het zou ook goed zijn om zijn handelswijze en gedachtegoed niet langer als aartsconservatief te bestempelen, laat het verleden maar met rust, maar het de kwalificatie te verlenen die het verdient: ziekelijke afscheiding  van een getourmenteerde geest, die maar niet tot rust kan komen.

IVF en de Heilige Rest

Priester Johnny De Mot van de Onze-Lieve-Vrouw van Goede Bijstandkerk in Brussel heeft in de zondagsmis gepleit voor in-vitrofertilisatie (ivf). Daarmee gaat hij lijnrecht in tegen het standpunt van het Vaticaan.
Jürgen Mettepenningen, de woordvoerder van aartsbisschop Léonard, reageerde afwijzend op de uitspraak, maar “het staat iedereen in de kerk vrij om een standpunt te bepalen. Het standpunt van het Vaticaan zal echter niet veranderen door het standpunt van die priester”, aldus Mettepenningen.
Het Vaticaan uitte deze week zware kritiek omdat de arts die mee aan de wieg stond van ivf de Nobelprijs kreeg. Ah, het staat dus toch niet iedereen zo maar vrij een standpunt te bepalen?
Priester De Mot, die heel wat armenprojecten in Brussel steunt en het Vaticaan ooit opriep om priesters een levenspartner te gunnen, blijft even halsstarrig als het Vaticaan achter zijn preek staan. Dat zei hij gisteravond.
“Ik zie niet in wat het probleem is en hoef als priester toch niet altijd het standpunt van de Kerk te delen”, zegt hij.
“Om het leven, daar draait het om. Jezus zegt heel duidelijk: het gaat niet om de regeltjes, het gaat niet om het ritueel. Het gaat om het leven en het is goed als dat in een ritueel kan worden gevierd. Het leven staat boven de regeltjes...”, zo preekte priester Johnny De Mot tijdens de eucharistieviering, die door de VRT werd uitgezonden.
Felicitaties
“...Als een vader en een moeder jarenlang geprobeerd hebben om kinderen te krijgen en er dan via ivf eindelijk een kind is, dan is er vreugde die door heel de gemeenschap, en ook door ons, wordt gedeeld. Want in elk kind dat geboren wordt, herkennen wij het gelaat van God. Ook in een ivf-kind. Misschien zelfs nog meer in een ivf-kind...”, zo stelde de priester nog. Achteraf kreeg hij van verschillende gelovigen felicitaties om zijn gevoelige preek.
er is mijn inziens principieel geen verschil tussen een embryo
en een foetus, behalve dan in de beleving van de ouders.

Om het leven, daar gaat het om”, zei hij, pastoor Johnny De Mot , “en het leven staat boven de regeltjes”.  Zijn uitspraak komt sympathiek over, maar is nogal gemakkelijk en onzorgvuldig. Zeker, hij zal velen op zijn hand hebben, maar toch is zijn uitspraak eerder populistisch dan Christelijk.
Immers, over welk Leven heeft hij het? Het toekomstige leven van wat nu nog een embryo is? Het leven van de ouders die zo graag een kind willen? De ouders waarvan de vrouw onvruchtbaar blijkt te zijn. Het leven van de pastoor die ook maar overeind moet zien te blijven in veranderende tijden, en in zijn eentje de plank mis kan slaan? Heeft hij het misschien ook over de embryonen, die bij IVF overblijven, ook mensen in beginsel? Daar horen wij onze pastoor niet over. De kerk verdedigt het recht op liefde ook ten aanzien van deze “Overblijvers”. Gaan die embryonen de vuilemmer in bij de foetussen die afgedreven worden bij abortus  die maar al te vaak en al te lichtzinnig wordt toegepast?” Daarom is de uitspraak van de pastoor onzorgvuldig en eenzijdig. Ik raad hem een vervolgcursus aan bij de  Witte Paters. Denkt onze pastoor soms ook zo vrij over abortus, wat in mijn ogen een kwaad is van onwetendheid, eigenbelang  en misschien wel gemakzucht? Het Vaticaan bewaakt een zuivere ethisch-Christelijke  beschouwing en daar ben ik het mee eens. Heel belangrijk in deze tijd van morele verloedering. Waarom immers houdt onze Pastoor geen pleidooi voor een zorgvuldige behandeling van de "overtollige embryonen"? Waarom doet hij bijvoorbeeld geen suggestie om die eerbiedig te bewaren door ze in te vriezen  zodat ze  later eventueel ingeplant kunnen worden als daar vraag naar is? En die vraag is er reken maar.


·     

Allez, nog een tweede sex-slaafje?

Het krantenbericht dat Vangheluwe nog een tweede sexslaafje  had, deed me niet zo veel meer. Ben ik een beetje murw geslagen door al het laaghartige en minderwaardige dat als kerkelijke drekkige uitscheidings-producten  over ons is uitgestort?  Het interesseert me niet meer zo.  Ik merk dat ik afgerekend heb met, ik zal maar niet zeggen dat ik klaargekomen ben met, die lieden in hun plechtstatige kleding en hun mijter met afhangsels, en hun  geroutineerde maar hypocriete stijve zever. Als ik Vangheluwe zo zie lopen dat vraag ik me af of zijn pik hangt of staat. Oh, dat is de lichamelijke insteek, die hij zelf zo graag heeft. Ik ben er van overtuigd dat ook zijn psyche onderdanig is aan dit lichaamsdeel,  m.a.w. de man is een grote leugen. Ik vrees eigenlijk, dat de hele kerk een grote leugen is. Ik heb een tijdlang gedacht dat het priestersgilde op zich best oké was.  Ja, Danneels, ik ben van mening veranderd.
Toch nog even die "gezegende" uitspraak van deze bisschop, die hij ter berde gebracht heeft in een voorlichtingsuurtje naar jonge mensen: "Als het zaad er niet uitspuit dan is het geen zonde". Weet je wat volgens mij zonde is? Dat je op zo'n positie met dergelijke gecorrumpeerde zelfbevestigende nonsens voor de dag durft te komen. Het is een zonde, dat er een kerk is die zich hiertegen niet teweer stelt, die in smetteloos habijt, en chique gemijterd overgaat tot de orde van de dag, de zelfverheerlijking. Ja hoor, ik weet ook wel dat er een paar uitzonderingen zijn, enkelingen die gezond van lijf en leden en spiritueel uitgerust en toegerust, en met de juiste inspiratie zich inzetten voor de kerkgemeenschap. Er zijn er. Ja, er zijn er, maar niet in Rome.

Franciscaan op kousevoeten

Er is een tijd geweest dat iemand in een grauwe pij en met een grijze baard, op sandalen, met blote voeten, een Franciscaan dus, bij mij respect afdwong, alleen al door zijn verschijning. Zo eens in het jaar kwam er in onze parochie zo'n pater Franciscaan, een donderpreek afsteken, en reken maar dat de kerk afgeladen vol zat, en dat de collecteschaal overvol was; ja met briefjes. Een krachtige persoonlijke getuigenis trekt mensen, en kennelijk verlangen mensen ook naar de inspiratie die daarvan uitgaat. Hoe anders is het gesteld met pater Cantalamessa, de persoonlijke priester van de Paus. Nee, voor ons gelovigen zit er geen opwekkende troost in zijn woorden, eerder het omgekeerde: een deprimerend gevoel van vervreemding. Deze kippeborst meende het in zijn preek op Goede Vrijdag te moeten opnemen voor zijn baas, ja de Paus, daar zit hij, tegen de kritiek over pedofilie en wereldwijde praktijken van kindermisbruik door priesters en religieuzen. Hij waagt zich aan de uitspraak: "Kritiek op de paus is vergelijkbaar met uitingen van Jodenhaat". Amai, zegt den Belg dan verschrikt, dat is een heuse inswinger; maar allez, fout zegt dan den Hollander, dat is onwijs en verre van inspirerend. Dit gepreek versterkt de argwaan en ondermijnt het respect .

Waar de pater over struikelt is zijn onterechte constatering dat de kritiek over misdadig wangedrag van enkelen wordt geëxtrapoleerd naar de hele kerk; alsof dit de kerk als geheel aan te rekenen zou zijn. Hij sleept er dan dwaas genoeg ook nog een Joodse vriend bij, niet met name genoemd, misschien wel Jezus, die zegt dat hij als Jood een speciale sensor heeft voor dit soort "extrapolatie-onrecht". Nou laat ik me niet verleiden om daar op in te gaan, want Joods misbruik van de Shoah-problematiek is al vaker ook in deze krant onderwerp van heftige discussie geweest. Laat ik zeggen dat ik dit een vals en tendentieus argument vind, met de verborgen suggestie dat waar het Joodse Volk zeer groot onrecht is aangedaan, nu de Kerk hetzelfde redeloze geweld overkomt. Ware het zo dat nu inderdaad de kerk als geheel onder kritiek is komen te staan, dan had onze pater gelijk. Echter, er wordt steeds gesproken over kindermisbruik door individuele religieuzen, die aan de kerkelijke overheid verantwoording verschuldigd zijn.

De paus als individu is onder kritiek gekomen omdat hij als persoon, destijds kardinaal van de Curie, willens en wetens en resoluut een misdadige pedofiel heeft afgeschermd en in bescherming heeft genomen, omwille van de eer van de kerk als instituut. Sterker nog, we weten het, kardinaal Ratzinger, het "voorportaal" dus van de Paus, heeft geen maatregelen genomen om herhaling van kindermisbruik te voorkomen, ondanks aandringen van enkele bisschoppen die de pater om zijn misdragingen aangeklaagd hadden. Dat kan Ratzinger, en dus nu mutatis mutandis de Paus, persoonlijk aangerekend worden, zelfs al zouden de feiten verjaard zijn. Dat heeft niets te maken met extrapoleren en hetze-achtig opblazen, en vooral heeft het niets te maken met het Joodse Volk. Onze brave pater had beter zijn snater gehouden en zeker op Goede Vrijdag, waar herdacht wordt dat een zekere Jezus onze schuld op zijn schouders heeft geladen en omwille van ons zondige falen zwaar heeft geleden en aan het kruis werd genageld. Nou Paus, waar blijf je nu? Blijf je liever in je mooie smetvrije kleding breed gebaren van vergevingsgezindheid? Lekker makkelijk.

Had de persoonlijke priester van de Paus, (ook zijn biechtvader misschien?) niet in de gaten dat voor zijn preek geldt: "de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet". Immers, waar er terechte kritiek is op de vroegere kardinaal Ratzinger, die zich voor het Gerecht zou kunnen verdedigen, extrapoleert onze Pater zelf de kritiek op een individuele persoon, namelijk Ratzinger, naar de hele kerk. Maar de kerk is echt wel meer dan de Paus! En, in de kerk als geheel gebeuren ook goede dingen, dat vooral niet te vergeten. We mogen gerust een parallel zien met de samenleving als geheel. Als er ergens een lustmoordenaar zijn slag slaat, zoals helaas te vaak voorkomt, is dat niet de samenleving als geheel aan te rekenen. Kijk, de actie van de koorknaap is een schoolvoorbeeld van een Godspe. In overtreffende trap zelf doen wat je een ander verwijt, en hopen dat je hem daarmee de mond kunt snoeren, een soort judogreep. Nee dus, dat lukt niet. We hebben je door vriend Cantalamessa. Oh, maak ik me te druk? Ah, hebben ze immers alweer schielijk officieel afstand genomen van de uitspraken van de koorknaap? Nee vrienden, te laat, je hebt weer eens goed in je ransel laten kijken.
Het gaat niet aan om de misstap van Ratzinger te bagatelliseren omdat de persoon in kwestie inmiddels paus is. Om nu ook maar eens een beetje gemeen een vergelijking door te trekken: het kan ook niet zijn dat een seriemoordenaar gespaard wordt omdat hij in de jaren op death row zo'n dierenvriend is geworden en een bestseller over de gruwelijkheden in zijn leven geschreven heeft. Een mens draagt immers zijn geschiedenis met zich mee en die hoort integraal bij zijn persoon. Hij is daar ook zelf verantwoordelijk voor te houden. Voor mij heeft deze affaire als resultaat dat ik het uiterlijke vertoon van de kerk nog meer en meer als een navrant en achterhaald theater ben gaan zien. Ik kan er helaas niet meer omheen: als ik de Paus op een foto zo zie staan, smetteloos in crêmekleurig lang, en met die ongewoon indringende eagles-blik en die uitgestrekte armen met zalvende handen, dan moet ik aan Yomanda denken, ook zo'n geestelijke zinsbegoochelaar, zo'n massamanipulator. Nou, dank u wel.


kerk als kruis-spin