donderdag 29 maart 2012

hongerstaking en wilsonbekwaamheid



citaat:

Directeur-generaal Freddy Roosemont kwam met enkele artsen van DVZ een brief aan de hongerstakers afgeven, met de vraag of ze die willen tekenen.
Er staat slechts één zinnetje in, in het Frans. Letterlijk luidt die zin: 'Ik ondergetekende, verklaar dat ik niet wil worden gevoed, goedschiks of kwaadschiks, op een kunstmatige en medische manier, tot de dood erop volgt'.

commentaar:
Nou deze directeur generaal had zich wel eens beter op de tekst mogen concentreren, want die rammelt tegen de logica in. Hij bedoelt dit te zeggen:
Ik, ondergetekende, die vrijwillig in hongerstaking ben gegaan, verklaar bij deze dat ik, indien ik als gevolg daarvan wilsonbekwaam wordt, niet kunstmatig gevoed wil worden, zelfs niet als ik aan de gevolgen van de hongerstaking dreig te overlijden.

Overigens vind ik de redactie van de brief nogal cru. Het ware beter geweest als de hongerstaker(s) in de brief de keuze voorgelegd zou zijn om ja dan nee te zeggen tegen 
het ontvangen van kunstmatige voeding bij wilsonbekwaamheid als de dood dreigt in te treden. Immers een hongerstaking kan ten allen tijde afgebroken worden.

zaterdag 24 maart 2012

CEO: betalen doen jullie toch








© reuters.

Het gesjoemel en raddraaierij of moet ik zeggen de ordinaire witte-boorden-oplichting rondom de Dexia bank gaat weer een nieuwe fase in. De Morgen maakt er melding van:
citaat:
 "In het partijtje blufpoker met de Belgische regering over de 'gratis' waarborgen voor de Dexia-holding dreigt de Franse CEO van Dexia, Pierre Mariani, er nu mee een uitzonderlijke raad van bestuur bijeen te roepen, waarop dan niets anders dan het faillissement kan worden vastgesteld. Dat vernam De Tijd."
http://www.demorgen.be/dm/nl/996/Economie/article/detail/1413419/2012/03/24/Dexia-topman-Pierre-Mariani-dreigt-met-faillissement.dhtml


De toplui in de bank- en zakenwereld, de CEO's, wat bedrijven ze anders dan een goed gecamoufleerd misdadig spelletje blufpoker met de centen en belangen van de klanten, maar van ons allemaal? Hun handelen beweegt zich voortdurend langs de rand van oplichterij, of ze nou JeanLuc HaHaantje de Voorste heten of Pierke Mariaaffiosia. En de parlementariers moeten tegen deze doorgewinterde draaihalzen opboksen? Ze zijn er ondanks al hun poeha niet toe in staat; ze zijn er niet tegen opgewassen; ze tuinen er in!....Ze zullen er niet omheen komen: ze moeten zelf oplichters inhuren om ertegen in het geweer te kommen. De regering heeft het geprobeerd met JLdeH; een poging die jammerlijk is mislukt omdat deze brave rondborst toen hij gevraagd werd, even vergeten was wie zijn echte broodheer is.

vrijdag 23 maart 2012

Torfs: greep naar de almacht?

Torfs laat zich nu wel heel beschamend kennen, waar hij stelt:
 "dat hij tegen het opheffen van de verjaring is, in misbruikzaken. Volgens hem tast je daarmee de rechtszekerheid aan en die is meer waard dan rechtvaardigheid."

Dit is je reinste bull shit. Hij is kerkjurist, en is kennelijk getroffen door een beroepsdeformatie. Waar de Kerk liefde zou moeten prediken, zweert deze man bij de letter van de wet. Niet de mens in zijn lijden staat voor hem centraal, nee het lege, gevoelloze principe. En dat voor een man die er voortdurend op uit is zichzelf boven het principe te verheffen met zijn zucht naar publiciteit en aandacht. Foei Torfs. Ga eens een kursus filosofie doen, en leer dan van Whittgenstein dat Aristoteles allang dood is.

Zo geeft Torfs aan de gezagsdrager die zich strict aan de letter van wet houdt, absolute macht, ja almacht, precies de houding van een kerk die zich met die almacht identificeert en daarmee aan zichzelf kapot aan het gaan is. Impliciet aan zijn stellingname is dat de kerk gelegitimeerd wordt om naar eigen willekeur te handelen, zonder rekening te houden met de belangen van het individu. Immers zij, lees: de kerkjuristen, vormen de instantie die de gerechtigheid verwoordt en in regels vastlegt. Dat deze man zoiets durft te beweren waar de bijbel doortrokken is van een geest van rechtvaardigheid. Hij zou eens moeten leren inzien dat rechtvaardigheid aan gerechtigheid vooraf dient te gaan: doe eerst het juiste mijnheer Torfs en streef daarmee naar het Goede. Het juiste, dat is de genade die in liefde de mens toekomt. Het goede is wat de kruisvaarder in zijn hoogmoedige liefdeloosheid probeert op te leggen en af te dwingen. Christus versus de farizeeën.

woensdag 21 maart 2012

Echte sex in komedie


Opschudding rond echte seksscènes in komedie
maandag 20 februari 2012, 13u51

http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20120220_092 

citaat:

"De komedie 'Chroniques sexuelles d'une famille aujourd'hui' veroorzaakt een pak ophef in Frankrijk. De seksscènes in de film zijn namelijk niet gespeeld, maar echt. 'Kan niet', vinden velen. 'Honderd personages om het leven brengen in een film is geen probleem, maar één stijve penis tonen is taboe', hekelt regisseur Pascal Arnold."



Deze Arnold is werkelijk de eenvoud van geest zelve. Die honderd personages waar hij het over heeft, worden in die film toch ook niet echt ter dood gebracht....Ben jij echt zo dom Arnold of is je denkraam gewoon te klein om dit te bevatten? 






maandag 19 maart 2012

Sex met Goedele

Mij is er veel aan gelegen om bij de tijd te blijven. Niet dat ik daar in slaag, maar ik doe mijn best om niet achterop te raken. Bij de gedachte alleen al, dat ik voor mijn tijd de tijd uit zou kunnen gaan, zet ik me al schrap. Ik heb het me voorgenomen; ik haak niet af! Ik ga met mijn tijd mee. Zo pas heb ik nog een flukse stap de toekomst in gezet. Ik heb me namelijk een HPlap-top aangeschaft. Tof apparaat. Een aanrader, zo’n lap-top. Nou kan ik surfen en chatten, waar ik maar wil. Ik heb namelijk ook een draadloze ADSL-verbinding. Dus voor mij vanzelangzalzeleven geen desktop meer. Zo’n computer is een log gevaarte, en èhh, daarmee ben je echt gekluisterd aan een vast computerplekje in huis. En van lang zitten op m’n burostoel krijg ik zo’n stijve knoken; mens ik kom niet meer overeind. Nu pak ik mijn HP-lap top onder mijn arm en kan ik gewoon lekker op mijn gemak ergens gaan zitten in een luie stoel naar keuze. Zit ie weer te fieperen, kan mijn vriendin dan uithalen, lichtelijk ironisch.


Ik skype, MSen, en ik ben altijd gespitst op nieuwe interessante sites. Ja, ik heb er zin in. Ik zoek ook alles zelf uit. Ik laat me niet dirigeren door zo'n site als seniorenweb, al ben ik dan toch dik senior. Ik wil me actief en op eigen wijze op de hoogte stellen van wat er zo allemaal speelt en waar wij in onze Benelux en in de wereld zo al mee bezig zijn. Zo zap ik regelmatig over de tv-zenders of surf er lustig op los op internet. Mijn motto: een vliegende kraai vangt altijd wel iets. Zo werd ik laatst attent gemaakt op de site van de “zatte vrienden” in het programma "Recht van Antwoord” van Goedele Liekens op VTM. Juist, dé Goedele, dé BV (bekende Vlaming dus), die als begeesterd sexuologe alles van sex af weet. Als menig ander bevoorrecht wetenschapper heeft ze van haar hobby haar beroep weten te maken. Daarom had ze natuurlijk dit keer ook de makers van die site uitgenodigd. Want, ja zeker, het ging echt wel over sex, en hoe. Die zatte vrienden, dat is zo'n clubje dertigers dat ontspannend vermaak wil brengen aan de volgens hen overstresste dertigers van nu. Ja, inderdaad, heel cultureel, en volstrekt subsidiabel, maar opgezet vanuit een sexueel standpunt, begrijp je?


Goedele kennen we van haar sympathie voor vrouwen en het vrouwelijke in het algemeen. Met haar serie verhalen over "sterke vrouwen", getuigt ze daar heel krachtig en ook heel uitgekookt van. Soms denk ik, dat ze ook wel behept is met een lichte vorm van mannenhaat, maar dat voert dus gelukkig niet de boventoon. De zatte jongens schudden bij Goedele echter wel iets anders uit hun mouw dan sterke vrouwen. Ze brengen “sterke verhálen” over zwakke vrouwen en wat mannen daar tegen in brengen, om zo maar te zeggen. “Kijk maar op onze website”, zeggen ze enthousiast en reclamebelust. Ze laten naar hun zeggen van alles zien: maar vooral vrouwen die zonder veel om het onderlijf, er zich voor in zetten om voor hun bezoekers gezellig uit de bol en het broekje te gaan. Het klonk allemaal nogal vrijmoedig en het kwam ook een beetje postplayboy-achtig over. Nou is bloot mij persoonlijk noch onbekend noch onbemind, al ben ik niet bepaald een plaatjesfetisjist, en mijn nieuwsgierigheid was dus danig gewekt. Als Goedele voor deze club zoveel zendtijd vrijmaakt, dan zal het toch wel iets zijn? Misvatting natuurlijk, ze was gewoon op hoge kijkcijfers uit, maar vooruit.


Als eerste werd mijn aandacht getrokken door, hè, wat, filmpjes over kinderen? Het zal toch niet waar zijn zeg! Nee, het is ook niet waar, maar waarom ze videotjes vertonen over scharminkeltjes van kinderen in erbarmelijke omstandigheden, werd mij niet duidelijk. Ontspanning? Hé, jongens toch, zijn jullie een beetje al te zat geweest? Wat is hier nou de bedoeling van? Is dit soms verkapte kindererotiek? Met een verse frons kijk ik verder. Ja hoor, hier, dit is dus de bedoeling. Zwoele introtjes van zich in gekunstelde houdingen plooiende jonge en oudere dames, die zich aan je voorstellen en jou, bezoeker, uitnodigen eens aandachtig toe te kijken naar al dat boeiends dat er wel en niet is. Zo zit dat, vraag het maar aan Goedele: een man heeft daar wat, een vrouw juist niet, die mist daar eerder wat. Ehh, nee, ik ben denk ik toch niet zat genoeg om waardering op te kunnen brengen voor deze toch echt geestloze en humorloze vertoning van den vleze. Nou zattelui, het is toch weer meer van hetzelfde. En dan, ik wed dat als je dat paradijs van jullie binnen wil komen, jawel, inderdaad, dan stuit je op de poort. De liefhebber wordt eerst een sexparadijs voorgeschoteld, waar je naar hartelust kunt rondkijken en inzoomen, en als je dan “wilt heden nu treden”, blijkt dat je eerst moet betalen. De smiechten. Kijk zo gek ben ik zelf toch niet op al dat voyeuristisch gedoe, dat ik mijn belangstelling nu nog gaande kan houden. Blote opdringerige lijvigheid; het is al gauw ontbloot van charme, en dat is althans voor mij niet om aan te zien. Tabé dan maar, zatteclub.


Goedele heeft in haar programma deze gasten met haar eigen sexuologische beroepspraat ook nog eens heel wat gratis reclame gegeven. En haar stem telt tegenwoordig. Ik heb het zelf gemerkt. Ah, ja, ze heeft nu ook nog zelf wat sex op de markt gebracht, een boek over de vagina. Nee, ik heb het niet gelezen. Het is aan mij ook niet besteed dunkt me. Het komt me trouwens wel wat overbodig over na de prettig gestoorde vagina-monologen van An Nelissen. Dat is ook zo’n tejaterpersoonlijkheid, en net als Goedele aardig arrivé. Vrouwenvaria. Ik hoef er het fijne niet van te weten, het mijne is genoeg. Nee, voor mij geen opdringerige, open en bloot kaalslag van antwoorden op niet gestelde vragen. Voor mij mag het best een met tederheid bedekt geheim blijven. Sex en wat er mee samenhangt, mag dan nu in het brandpunt van de belangstelling staan, het is niets nieuws. Nieuw en ook confronterend is wel de brutaliteit waarmee de waar tegenwoordig over de tong en de toonbank gaat. Dat was vroeger toch wel even anders. Als dit het tijdsbeeld moet zijn, dan blijf ik toch maar liever een beetje uit focus. Ah, ja, en dan die website. Handig geknutsel van een stel ondernemende jongelui, overduidelijk maar met één doel: via internet met sex, gemakkelijk, snel en veel geld verdienen.

sex, open en bloot; BaNaNa-GaGa


Wat de sexuele moraal betreft staat het internet een beetje ten onrechte in een kwaad daglicht. Want, laten we even wel wezen, de gewone televisie gaat driftig met de tijd mee en doet voor Internet echt niet onder. Hoe? Ja, dat heb ik pas ontdekt. De Openbare Omroep gooit zo nu en dan ongegeneerd de remmen los en brengt dan handig als voorlichting verpakt, onverbloemde sex op het podium, waar zo'n plat websitetje nog bij kan verbleken. De kampioenzedenbreker is voor mij BNN. Nou, dat is dus echt een Hollandse gagaBaNaNa-sexzender. Daar is Goedele met haar Zatteclub niks bij. BNN stuurt met "
slikken en spuiten" toch echt een, ehh, ja, vergeef me het woord, fuckprogramma de ether in.

BNN dus. Geloof me, meer besekst dan deze zender kan bijna niet. Behekst zijn ze daar van open en bloot, met de doorzichtige slogan dat ze er zijn voor de jeugd van nu. Wat ik me daar toch pas geleden voor mijn tanden kreeg; de honden lusten er wel soep van. En, ik dus niet, en wie wel, vraag ik me af? De jeugd van tegenwoordig? Zou dat nou werkelijk? Zou de jeugd van nu zich zo laten vernachelen en indoctrineren. Zou de jonge mens van nu zo aan de BNN-leiband meelopen. Ik kan het niet geloven. Hoewel, was er niet pas die uit de hand gelopen hype met de Axe-deodorant onder jongens van een Engelse kostschool? Door de reclame was hen een lustopwekkend effect op meisjes aangepraat, en de jongens gingen massaal Axe gebruiken. Ze bespoten zich vol verwachting kennelijk zo uitbundig, dat ze in een niet mis te verstane Axe-wolk rondliepen, tot vermaak van de meisjes en tot afgrijzen van de leerkrachten. Zoiets geeft wel te denken. Maar opa's en oma’s laten zich niet zo gemakkelijk meer bedotten, denk ik eigenwijs, al voel ik me daarmee toch al wel een beetje reukloos leven in verleden tijd.

“Er zit toch een knop aan je televisie”, hoor ik weer eens. Als het je niet bevalt dan draai je toch gewoon de knop om.” Nou dat vind ik dan dus echt infantiel geklets. Alsof het fenomeen er niet meer is als ik de knop omdraai. Wij steken onze kop niet in het zand mijnheer en we doen liever niet aan struisvogelpolitiek. Dus kijken we, mijn vriendin en ik, dan toch maar eens naar de op jeugd beluste BNN. Bij wat we te zien krijgen, kijken we elkaar bevreemd aan. Zitten we soms voor de dierentuin? Dat is ver weg toch? Maar Nota Bene dit programma richt zich wel tot onze jonge mensen, en dus is het akelig dichtbij. En ik word wat pissig.

Oké, we bleven bevrijdend kalm. Dat kan natuurlijk met onze leeftijd samen hangen. Meer oog voor binnenkant en zo en minder gevoelig voor buitenkant. Zoiets. Het is toch niet niks, wat ze laten zien, Nee, want ze laten gewoon alles zien in close up, met maximaal ingezoomde camera zie je het gesop en geplas. Zó maar, ja, zó maar op een doordeweekse lenteavond, onverwachts, hopla vet voor je kiezen op de televisie. Sexuele voorlichting als een bizar, toch echt shockerend toetje op een avondje argeloos tv-kijken, met als hoogste uitschieter de vertederende overspeligheid in de "Bold and the beautifull". Dat is wat naïef aandoend kinderspel vergeleken met BNN met zijn rauwe fantasieloze werkelijkheid. Zoiets als wat BNN hier vertoont, hadden ze vroeger, in onze jonge jaren, eens moeten durven te laten zien. Eraan denken alleen al, en je ging ook in je eigen ogen over de schreef; er over praten en je had vóórdat je je eerste zin had uitgesproken het schaamrood op je kaken en vervolgens huisarrest. Nou en of, zeker was dat overdreven, zo intens braaf als wij waren, vergeleken met nu. Maar nu worden we bij BNN toch echt geconfronteerd met het andere uiterste. Nee, dit is vernederend voor het mensbeeld en mens zijn.

Dit programma "Spuiten en slikken" van BNN schijnt wel voort te borduren op dat braaksel van eigen maaksel van die, ehh, Angela dinges, die inmiddels een eigen praktijk schijnt te hebben, zo in de trant van Yomanda maar dan voor onder de gordel zak mar zegge. Angela heeft plaats gemaakt voor micromaagdekein Sophie Hilbrand. Ook al zo'n brutaal open smoeltje, kennelijk afgerekend en klaargekomen met alle schroom en door niets meer te raken. Door en door de wol geverfd en volstrekt zonder gêne, maar wel lekker om met Paul de Lichaamsdeel te spreken. Allez, dat suggereert ze toch met haar geraffineerd opgemaakte bekkie. Voorlichting? Amusement? Awel, miss met één heer, en soms met drie, en omstebeurt gaven ze elkaar open en bloot en maximaal ingezoomed een beurt onder het toeziend oog, van de programmapresentatrice, een toch wat verweesd toekijkende Sofietje. Die naam komt trouwens van Sofia, wat wijsheid betekent. Zo zie je hoe het mensdom kan miskleunen.

Overdreven reacties van mij? Ja, dat moet wel, want het was zoals miss Hilbrand het zegt, wel serieus bedoeld als een instructieprogramma over beffen en pijpen. Oh sorrie, is dat schrikken, wat een taal zeg. Ik word er zelf ook wat lichtzinnig van. Ach wat, laten we het beestje ook maar bij de naam noemen. Iedere kleuter kan je de betekenis zo uitleggen. Op school voor een taak opgezocht op internet. Definities kun je vinden in elk woordenboek, o.a. in de ons zo vertouwde woordenlijst van WORD.

"Daar staat ze dan " in haar naamloze vrouwelijkheid. Ze gaat op een teken van meesteres Sofia gedwee liggen, en spreidt, oh nee toch, ja dus, de appelsienenhuidloze benen aangespoord door de kotsmadam. En ja hoor, de rekel gaat op zijn knieën ertussen en terwijl in mijn hoofd paradoxaal en irritant genoeg het liedje "tu vas et tu viens" begint te spelen, zie ik zijn wangpartij heen-en-weer bewegingen maken alsof hij plotseling weer aan de zuigfles is. Terwijl zij zich probeert goed te houden, het arme schaap, en het spel tenslotte genadiglijk wordt afgebroken, want er kwam maar geen eind aan, worden we bekwaam onder de grollige faciale interventies van nog maar weer een andere zotskappige medewerker aan dit program meegetronied naar de volgende scène.
“Waarom het niet afgezet?” Dat meen je niet! Wij willen bij de tijd blijven, en willen dom genoeg ook wel eens weten wat de jeugd van nu, die van onze kinderen, allemaal te verwerken krijgt. En snotver wat een surrogaat, wat een culturele zuigstokkenincompetentie. Goed dan, daar staat mijnheer. Awel, zijn broek en onderbroek uit, met een halfslachtige hangerectie van jan-doedel, want je moet het ook maar voor mekaar zien te krijgen in deze bizarre setting, en een paar opzichtig behaarde billen als voorgrond. Wat een vreemd gezicht, dat zeg ik je. Zij knikst voor hem neder, niet echt teder maar toch naar het schijnt vol ijver, en ja hoor, daar staat ook zij met de mond vol, ehh, ja tanden en schande.
Ja juist, zo maar een lente-avondje tv-kijken. Ik heb het opgeschreven, gewoon in zwart-wit letters, en ik zeg het je mijn tekst is een slap aftreksel van wat ze daar bij BNN open en bloot voor iedereen op het scherm brachten. Alsof dit ik-gerichte liefdeloze gedoe de gewoonste zaak van de wereld is. Nou, en dat is het volgens mij dus niet.

Is dit nou geen armetierige mierenmentaliteit daar bij BNN? Is het geen groteske misvatting dat ze met een dergelijk programma de jeugd van deze dagen een dienst bewijzen? Je kunt er over twisten wat de slechtste soap is, de "Pfaffs" of "Greys anatomy", maar beiden zijn ze beter dan deze reality-sexsoap. Je moet wel een ongelofelijke minkukel zijn, om te menen dat alles, maar dan ook alles, uit de doeken gedaan moet worden. Ja, dat is pas ware luiermentaliteit. Ook dit is in zekere zin geweldadig dat kun je zelfs met een minimum dosis fijngevoeligheid nog aanvoelen. Zijn ze zo onvolwassen, zo afgestompt of hebben ze bij BNN domweg niet meer in huis? Voor een televisieprogramma is dit onder de gordel onder de maat. Nee, ik kan er geen voorlichting in zien. Een beetje onbedoeld humoristisch is het wel, maar alleen als je er aan voorbijziet hoe die IQ-loze hoofdpersonen eigenlijk te kijk worden gezet, en wat er onze jeugd allemaal wordt opgedrongen door een stel onverantwoordelijke geestloze postpuberale programmamakers.

Ach, jong. Ouders van nu hebben onze kinderen en kleinkinderen toch een ander verhaal te vertellen nietwaar? Een verhaal van tederheid, respect, eerbied om het wonderlijke van menselijke toenadering, en het geluk van wederzijdse groeiende intimiteit. En, ja zeker, lief-kozing. Tja, wat nu? Mijn abonnement opzeggen kan ik niet, want dat heb ik niet. Subsidie inhouden kan ik ook niet. Dat zal de minister moeten doen. Hé, zouden die van BNN nog subsidie krijgen ook? Wat kan ik meer doen dan mijn verantwoordelijkheid opnemen en gewoon maar openlijk mijn mening geven. Dat het een grove vertekening is van hoe mensen die zichzelf en anderen respecteren met elkaar om gaan. Als een enkeling zo in de gaten krijgt dat je het toch niet eens hoeft te zijn met wat die lui ons daar allemaal voorhouden, dan is dat al mooi meegenomen. .Ik zal...., ach, laat ook maar. Ik geloof dat onze jeugd er wel doorheen ziet en met afkeer inziet dat wat hier vertoond wordt en vooral de wijze waarop het wordt gebracht niet de norm is van medemenselijkheid.

Door dat soort programma’s kom je erachter hoe belangrijk het is dat je de kunst leert verstaan om jezelf te blijven en je niet mee te laten slepen door lichtzinnig brutaal vertoon. Met de tijd meegaan? In vele opzichten graag wel ja. Maar niet door maar alles voor lief te nemen, en klakkeloos misvormingen in menselijke verhoudingen als zogenaamd volwassen gedrag over te nemen. Dat kan alleen door er met enige terughoudendheid kennis van te nemen, te selecteren, en dat wat in je menszijn past mee te nemen. En vooral ook te blijven inbrengen wat het leven je aan inzicht in het goede bijgebracht heeft.

Het is lente, en het wordt weer mooi buiten. Kom, ik ga wandelen en schoonheid opzoeken. 

zondag 18 maart 2012

busongeval

Bij al het gekrakeel over oorzaak en gevolg van het busongeluk, dat nu is losgebarsten, mag een ding duidelijk zijn. Er is ongetwijfeld een relatie tussen dit ongeval, veroorzaakt door het uit de koers raken van de bus EN de aanwezigheid en de constructie van de uitwijk/invoegstrook in de tunnel. De waarschijnlijkheid dat er zo'n verband is lijkt me vanzelfsprekend. Het is vrijwel een smoking gun situatie. Dit te beweren, zal me door de Zwitserse autoriteiten niet in dank afgenomen worden. Die zullen natuurlijk wijzen op het feit dat het tot nu toe altijd goed gegaan is. Ze kunnen daarmee echter niet verklaren waarom het deze keer precies op deze plek, met die rare en op het eerste gezicht al gevaarlijk bevonden constructie, fout ging. Te wijzen op het feit dat het de eerste keer is in talloze passages, bewijst in mijn ogen alleen dat we over het algemeen uitstekende chauffeurs hebben, en niet dat de weg door de tunnel zo veilig zou zijn.

Gerechtelijke miskleunen




Neuropsychiater verklaart Kim De Gelder ontoerekeningsvatbaar

  • DINSDAG 17 JANUARI 2012, 06U29
  • AUTEUR:CEL, ME
Kim De Gelder vermoordde twee baby's en een vrouw in Kinderdagverblijf Fabeltjesland in Dendermonde.
Kim De Gelder vermoordde twee baby's en een vrouw in Kinderdagverblijf Fabeltjesland in Dendermonde.


DENDERMONDE - De beslissing of Kim De Gelder voor een assisenjury moet verschijnen, dreigt opnieuw uitgesteld te worden. De raadkamer van Dendermonde moet donderdag beslissen of De Gelder berecht wordt voor assisen of naar de psychiatrie moet. Neuropsychiater Karel Ringoet vindt dat De Gelder ontoerekeningsvatbaar is. Een college van vijf gerechtspsychiaters oordeelde maanden geleden al dat De Gelder wist wat hij deed toen hij toesloeg in kindercrèche Fabeltjesland. Hij zou dus voor assisen moeten verschijnen.
Maar neuropsychiater Ringoet, die opvraag van de verdediging een tegenexpertise uitvoerde, heeft vorige week onverwacht zijn rapport ingediend. Hij vindt dat De Gelder ontoerekeningsvatbaar is. Verwacht wordt dat de raadkamer nu meer tijd zal vragen om het rapport te bestuderen. Mogelijk wil de onderzoeksrechter ook dat het college van psychiaters het rapport leest en antwoorden formuleert.
'Een zoveelste uitstel zou psychologisch zeer zwaar zijn voor de ouders', aldus een gerechtsbron.
http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20120117_004

commentaar:
· Heeft de neuropsychiater zich rekenschap gegeven van de mening van een team gerechtspsychiaters? Nu wordt het vijfftal wel gevraagd commentaar te geven op het oordeel van deze ene shrink.
· Wat zegt een oordeel over de psychische conditie van KdG nu over zijn toestand zo lang geleden inmiddels? Het lijkt me voor de hand te liggen dat KdB heel goed weet hoe hij zich moet gedragen om ontoerekeningsvatbaar verklaard te worden.
· Het zou goed zijn als KdG wel voor een jury zou komen en dat die ook een uitspraak zou doen over deze vraag, en dat niet aan een enkele psych over zou laten. De meningen van de (gerechts)psyciaters lopen te zeer uiteen om betrouwbaar te kunnen zijn. Integendeel, de gerechtspsychiatrie brengt zichzelf zwaar in discrediet, en bestempelt zich als nonvalable.

vrijdag 16 maart 2012

Orde en Chaos (boek)


Kees van Dongen
Orde en Chaos



© 2008 Uitgeverij writehi(s)story en Kees Van Dongen

eerste druk, april 2008
printed in Belgium
D/2008/10.821/10
ISBN: CHECK
NUR: 310

writehi(s)story™ is een gedeponeerd handelsmerk

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar
gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke
andere wijze ook zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming
van de uitgever.


Orde en Chaos

dl 1: kijken in chaos
dl 2: aanwijzen, spel van wijzen
alsmede een, lichtelijk ironische, meestal tedere, maar soms ook pittige ontboezeming over mijn opvattingen over de mens, inclusief ikzelf, in zijn wereld; gelardeerd en gespijsd met feitjes en weetjes uit techniek en wetenschap, in het verlangen om iets van de schat aan kennis, inzichten en ervaring die ik zelf al levend en werkend nog steeds aan het opdelven ben, door te geven, opgetekend in het wat zachte licht van de levensavondschemering
Kees van Dongen


voor
mijn zoon
Bas
mijn kleinzoon
Sam,
en
mijn dochter
Jennemieke





kijken in Chaos


Sinds anderhalf jaar hebben we een vriendje, Steven, ons buurjongetje. Hij stapt heel parmantig rond met zijn 60 cm hoogte, dat geloof je niet! Elke dag begint met hem. We horen ‘s morgens vroeg al hoe hij stapje voor stapje iemand aan het worden is. Hij is het kruipen net te boven en zijn eerste woordjes zijn gesproken, “ah, ah”, omlijst met driftige gilletjes, kreten en uitroepen. Hij leeft, beleeft, leeft zich uit. Nee, zich inleven doet hij nog niet, denken we. Zijn moeder zingt een taal van “ah’s, en oh’s” in lange golvende uithalen van verrukking. We worden meegevoerd en we wanen ons als de engelen in de film “Himmel über Berlijn”: we zijn er, ook al zijn we er niet, wij de buren van ons buurjongetje.

ordening
Deze busrit van Roermond naar huis, na zo’n drukke cursusdag vind ik best plezierig. Ik kan erbij relaxen, en kijkend naar het altijd boeiende rivierlandschap met al die plassen en die verscheidenheid aan boten, ervaar ik een prettig gevoel van harmonie en verbondenheid.
In deze tijd van het jaar staat de zon om half vijf ‘smiddags al behoorlijk laag aan de hemel, waardoor er over het landschap met zijn afwisseling van natuur en cultuur een fraai licht valt met lange schaduwen. De prachtige aanblik van de ondergaande zon over het water van de grintgaten op deze mooie namiddag compenseert ruimschoots de lange weg die de bus moet maken met zijn gang door al die dorpskernen. Hé, wat de zon moet toch aan de andere kant onder gaan? Dan zie ik het. Grappig. De weerspiegeling in het raam van de bus is bedrieglijk echt, maar de echte zon danst niet op en neer met de bewegingen van de bus!

Ik kijk graag naar het water, zeker nu in het licht van de ondergaande zon. Zelfs de kolossale grintbaggermachines die als onaardse monsters massief op het water dobberen, hebben met hun brute lelijkheid een vriendelijk trekje gekregen. Het is weekend; de baggeraars en de pleziervaarders zijn naar huis. Toch getuigt het hele landschap van menselijke aanwezigheid: de mens is hier grootschalig bezig met zijn meest geliefde activiteit, het herscheppen van de wereld naar eigen inzicht in een profijtelijke nieuwe ordening.

Wiegelend op het ritme van de bus raak ik aan het mijmeren over wat ik zie, over de inspanning van al die werkers, over mijn eigen werk en over mezelf. Ik ben in de “mood” gebracht door de lezing over filosofie die ik net bijgewoond heb, en waar ik nagenietend nog boordevol van ben. De lezing ging over het oerprobleem van Orde en Chaos. Een onderwerp dat me al jaren mateloos boeit want ik ben in mijn leven en in mijn werk uitbundig getrakteerd op deze extremen en de spanning daartussen.[1]


Chaos
Figuur 1 Amoebe met uitlopers (schijnvoetjes), Let op chaos aan insluitsels.
Er is een minuscuul schepseltje, dat met zijn naam Chaos alleen al lijkt te spotten met de analysedrang waar­mee wij mensen de wereld bezien en zo een loopje neemt met onze zucht tot ordenen en perfectioneren. Chaos is een amoebe, een eencellig wezentje, nog kleiner dan 1 mm, en het doet zijn naam eer aan. Het wezentje lijkt nog het meest op een druppeltje slijm. Maar het leeft en beweegt en stroomt als een slijmerig druppeltje over de ondergrond. Het lijkt wel een transparant minilavastroompje, dat telkens stollend stil houdt, maar dan weer met een nieuwe uitstroming op een plek aan zijn omtrek in een andere richting verder gaat en zo zich verplaatst. Het lijkt daarmee een beetje op wat je ziet als je een ei in de pan openslaat. Chaos kan alle kanten op stromen, zelfs tegen een helling op en heeft dus wel degelijk een eigen willetje. Net als alle leven heeft het wezentje zichzelf uitgetild boven de natuurlijke wetmatigheid van de zwaartekracht.


Hoe de amoebe er uitziet is eigenlijk niet te zeggen, want hij verandert voortdurend van vorm. Dat komt ons mensen vreemd voor, want zijn wij niet gewend om de dingen om ons heen te herkennen aan hun typische vorm (een stoel, een huis). Dit geldt niet alleen voor levenloze objecten, maar ook voor levende organismen, mens, plant en dier. Onder andere aan de vorm kunnen we objecten herkennen, weten we wat het is en wat we er mee kunnen. Maar dit wezentje is in zijn geheel uiterst veranderlijk van vorm. De afwezigheid van een vaste vorm is in dit geval juist kenmerkend. Een amoebe is bovendien transparant. Je kijkt er gewoon doorheen en van een inwendige structuur lijkt tenminste met het blote oog geen sprake te zijn. Het lijkt daarom inderdaad niet meer dan een traag rondstromend, tamelijk saai druppeltje slijm.

Maar wacht, er is veel meer dan je met het blote oog kunt zien. Onder sterke vergroting (meer van 600 maal) kijkend door een onderzoeksmicroscoop, een erg goed microscoop dus, raak je onvermijdelijk geboeid door de dynamiek in dit minispiegeleitje. Je ziet een rim-ram van insluitsels, korreltjes en blaasjes. (zie: fig. 1,2 en voetnoot 1). Wanorde dus. Het heeft niet voor niets de naam Chaos. Blijf je kijken, dan zul je zien dat dit ééncellige wezentje om deeltjes op de ondergrond, bijvoorbeeld een bacterie, heen kan vloeien en dat het deze zo in zich opneemt. Het partikeltje, komt inwendig in een blaasje te zitten. Blijf je nog langer kijken dan zul je zien hoe in dit blaasje een verteringsproces op gang komt en dat de bacterie, wordt opgelost. De amoebe eet dus op een heel ingenieuze maar toch heel primitieve manier. Nou is het opmerkelijk dat in ons lichaam talloze van dit soort amoebe-achtige losse cellen rondkruipen, rondzwerven eigenlijk, de zogenaamde macrophagen (letterlijk: grote eters), die als maar op zoek zijn naar organische en anorganische ongerechtigheden in het lichaam, zoals bacteriën, maar soms ook abnormale cellen, bijvoorbeeld kankercellen, die ze in samenwerking met antilichamen of met lymfocyten, opruimen door ze op te eten. Het is onze persoonlijke vuilnisophaaldienst, en tegelijk onze burgerwacht. Ze spelen een belangrijke rol bij het handhaven van onze gezondheid.

alles stroomt

Figuur 2 Een amoebe die schijnvoetjes vormt in de richting van een klompje algen, die zijn volgende maaltijd zullen gaan worden. Vergroting ca 700x
Chaos vertelt een verhaal. Maar dat kunnen we alleen lezen als we dit rondstromende druppeltje slijm een tijdje “op de voet” volgen. Als toeschouwer vang je dan wel steeds wisselende beelden op, en in feite kun je je dus van Chaos geen vast omlijnd beeld vormen. Je kunt dit celletje in feite het best omschrijven in een stripverhaal, een beeldverhaal, een film. Biologen hebben zich daarmee bezig gehouden en Internet geeft mooie ingangen voor nadere kennismaking.

De wetenschapper, de bioloog kan het geduld en de motivatie opbrengen om lang bij zo iets onbenulligs als een amoebe stil te blijven staan. Omdat het een relatief grote cel is, kun je er bepaalde aspecten van het leven uitstekend aan bestuderen. Wat het belang daarvan is? Onderzoek wijst uit dat levende cellen veel gemeenschappelijk hebben. Van onderzoek aan een amoebe kan de mens dus veel nuttigs leren.
En de leek dan? Die mag de vruchten plukken van al dat kijken en experimenteren door wetenschappers in de medisch-biologische toepassingen. Die kan bovendien genieten van de gepopulariseerde versies van hun onderzoeksgegevens, bijvoorbeeld in weer een of andere schitterende natuurfilm. Maar die leek wil liefst alleen de hoogtepunten, en niet al teveel details s.v.p., want het leven eist al gauw weer de aandacht op. Toch, je boft als mens, vind ik, als je genoeg scherpte, geduld en gevoeligheid hebt om kennis te nemen en te genieten van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, zei het dan in gepopulariseerde versie. Je verwondering kan je in contact brengen met het mysterie van leven, en daar wordt een mens nooit slechter van.

Allez jong
In onze jonge jaren is ons aangeleerd om eerst goed te kijken, en dan pas conclusies te trekken. Wel liefst een beetje vlot. Hoe vaak hebben we het als kind niet gehoord: “Allez, kom jong, zeg het eens, wat zie je!” Als volwassene moeten we daarin aardig gevorderd zijn en moeten we toch ook wel in staat zijn om snel een situatie, of een of ander rapport te overzien en te beoordelen. Dat is goed voor onze maatschappelijke carrière. De snelsten onder ons, en de meest efficiënte, mensen met managerkwaliteiten, hebben vaak al aan een globale blik genoeg om de hoofdzaken te onderscheiden en op basis daarvan tot adequate, dus winstgevende, conclusies te komen. En dat vertaalt zich in een vet salaris.

Volgens gedragswetenschappers binnen de biologie danken we het vermogen om hoofdzaken van bijzaken te scheiden aan onze voorouders, die van het snelle overzicht, en het snel oppikken van relevante details daarin afhankelijk waren om zich in een vijandige wereld te kunnen handhaven. Op de savannen liep onze voorvader immers voortdurend het risico om door een of ander naderbij sluipend roofdier overrompeld te worden en te worden opgepeuzeld. Het was van levensbelang om die details uit het brede plaatje op te pikken waardoor die verraderlijke kat, of die kannibaal van een naburige andere stam, zijn aanwezigheid verried. Wie dat het beste kon had een belangrijk voordeel; die kon zich beter handhaven, bleef in leven, werd misschien de leider van de groep en kon zich voortplanten. Maar we moeten niet té veel details zien, want dan zien we door de bomen het bos niet meer. Dat hebben onze onderwijzers ons vroeger voorgehouden als onze aandacht teveel versnipperd was; als we in een veelheid aan details verloren liepen en de samenhang niet meer zagen. Deze training in het vlot waarnemen van relevante details geeft uiteraard nog niet de garantie, dat we ook de betekenis van de hoofdpunten en de zin van de samenhang begrijpen.

De manier waarop we de krant lezen laat goed zien hoezeer we geleerd hebben om globaal te kijken en de voor ons belangrijke details eruit te pikken. We kiezen een krant, letterlijk de samenhang van feiten van de dag, en kijken vervolgens naar de vette koppen en naar de foto’s. We gnuiven bij het zien van de spotprent, en lezen snel nog een of andere column. Vaak komen we niet veel verder en laten de andere kolommen met kleine lettertjes verder voor wat ze waard zijn. Tenzij je net als ik in de bevoorrechte omstandigheden van energieke, levenslustige gepensioneerde verkeert, dan heb je een hoop tijd om op te vullen, en dan spel je de krant van voren naar achteren en soms terug.

Het is duidelijk dat ons beeld van de werkelijkheid in de haast van de dag oppervlakkig is en grote hiaten vertoont. Maar we vertrouwen er, misschien wat lichtzinnig, toch op dat we zo een samenhangend beeld van de wereld om ons heen kunnen construeren. De gaten in dat beeld, de niet gelezen kolommen, vullen we daarbij vlotjes op vanuit wat we al weten en begrijpen, vanuit ons geheugenarsenaal aan weetjes, indrukken, ervaringen, interpretaties en denkbeelden, met onze droombeelden en kwalijker met onze vooroordelen en voorbeelden. We maken er een kloppend geheel van dat ons past. Maar dat mooie geheel kan ons mooi opbreken als er in één van die kolommen die we niet gelezen hebben toch een tijger verborgen zit. We willen immers wel elke dag graag op de hoogte zijn van alle belangrijke wetenswaardigheden, maar er niet door belaagd of geobsedeerd raken.

De mens heeft dus wel geleerd om voor zijn overleven belangrijke details snel uit de omgeving op te pikken. Maar stel je eens voor dat die voorouder van ons niet af en toe gewoon uit nieuwsgierigheid aandachtig had gekeken naar op het eerste gezicht onbelangrijke details. En bijvoorbeeld geen weetgierige aandacht had gehad voor de in het hier en nu helemaal niet relevante details van de bouw van het gras, dan zouden we niet het zaad ontdekt hebben en niet tot het verbouwen van graan hebben kunnen komen. De onbevredigbare nieuwsgierigheid van de mens, zijn zucht om te weten, er op in te gaan, te begrijpen, zijn hang naar inzicht, moet een enorm belangrijke evolutionaire drijfveer zijn geweest.

Ons brein, dat schitterende orgaan van boven, kan ook omgekeerd werken. Het kan met het grootste gemak details die zouden moeten opvallen, typefoutjes bijvoorbeeld, uit ons totaalbeeld wegcomponeren en zo een voor ons tot tevredenheid stemmend geheel maken. Daarom is het ook zo moeilijk om uit een tekst alle typefouten op te sporen. Maar daarin is er een verschil tussen tekst die je zelf gemaakt hebt en tekst die een ander gemaakt heeft. Bij mijn eigen schrijfsels moet ik me dwingen om de fouten eruit te halen, en dat kan ik alleen als ik met een tekstmasker elk woord afzonderlijk aankijk. Doe ik dat niet dan lees ik geheid over fouten heen. Ik zie ze eenvoudig over het hoofd. Als ik een stuk van iemand anders onder ogen krijg, dan springt mijn oog automatisch naar de typefouten en idem naar stijl- of grammaticale fouten. Heel irritant.

De primitieve mens moest het stellen met beelden, zijn visuele waarnemingen. Het zicht is een geweldig zintuig, een waar wonder van de natuur, maar de visuele waarneming an sich is in zekere zin “oppervlakkig”. Hierbij gaat het om concrete beelden. Het lezen van de colommen in een krant of op internet vraagt heel wat meer dan dat. Als we tenminste verder willen kijken dan de foto’s of videoclips; als we echt gaan lezen, dan wordt er veel inzicht in abstracte begrippen gevraagd, dus veel taalvaardigheid. We komen er niet als we niet vlot en begrijpend kunnen lezen. Dus moeten we niet alleen het taaleigene van onze moedertaal hebben geleerd maar ook ingevoerd zijn in uitdrukkingen en definities, zeg maar op de hoogte zijn van het specifieke jargon van de sectoren in de samenleving. We moeten ook nog eens inzicht hebben in de samenhang van de onderwerpen in tijd en plaats. Dat vraagt heel wat aan dieper inzicht. Zonder het maatschappelijk gebeuren van dag tot dag te volgen krijg je dat niet voor elkaar. Maar het loont wel om dat te doen. Je krijgt daarmee voeling én binding met wat er in de samenleving, en in je eigen leven gebeurt.

Maar ook oppervlakkig kijken loont. Er is veel te zien, en visueel kun je op vele manieren aan je trekken komen. De mens kijkt ook graag oppervlakkig, en velen nemen graag met de indrukken van de buitenkant met zijn fraaie structuur en boeiende behangsels genoegen. De modefreaks verrassen ons regelmatig met een verfrissend nieuw perspectief in de welvingen van ons oppervlak, en bezorgen de realiteit weer eens een nieuw verlokkelijk decolleté, letterlijk en zoals nu ook figuurlijk. En ja zeker, wie wordt er niet door aangetrokken, bekoord en verleid; alleen een zonderling wordt er door afgestoten. Mensen zouden wel eens van nature oppervlakkige wezens kunnen zijn en de lekkere indrukken die we opdoen verleiden ons ook om maar fijn oppervlakkig te blijven! Elke uitgever weet, hoe belangrijk de opmaak van de omslag van een boek is voor de verkoopcijfers. Een aantrekkelijke buitenkant, liefst met een mooi vrouwtje in veelkleurendruk en boeiende pose doet het goed. Pakkende beelden trekken de aandacht, en dat verkoopt! Gelukkig is er ook belangstelling voor de binnenkant van het boek. Maar woorden en verhalen komen niet alleen via teksten naar ons toe. Net als vroeger luisteren we graag naar woordkunstenaars die ons met hun voordrachten weten te boeien liefst ook aan het lachen weten te brengen.

Binnenstebuiten
De mens besteedt enorm veel zorg aan zijn uiterlijk, zijn buitenkant. We vertroetelen dat oppervlak; we bepoederen het, voorzien het van geurtjes en kleurtjes. We behangen onze buitenkant met smaakvolle of extravagante kleding en allerlei verfraaiingartikelen. We hopen daarmee, meestal ook niet ten onrechte, ons aanschijn wat te verbeteren en ons aanzien te verhogen. Ons uiterlijk is immers het eerste wat we aan elkaar zien en ook laten zien; we voelen er aan, laten het voelen, ruiken er al dan niet stiekem aan, sabbelen er op en kussen het. En wederom schieten onze ogen meteen naar opmerkelijke elementen in het totaalbeeld, meestal bij een ander wel te verstaan. Dat venijnige behaarde pukkeltje, of dat moedervlekje. Maar we sparen ons eigen uiterlijk ook niet. We gaan desnoods met vreugde onder het mes, om onze fysieke inhoud wat te laten trimmen. Het is immers de inhoud die bepaalt hoe we er aan de buitenkant uitzien, letterlijk en figuurlijk. En die inhoud lijkt steeds vaker niet te voldoen, en is maar al te vaak spelbreker. We hebben er teveel of juist te weinig van, vinden we. Het blijkt dat we daarbij als meetlat meer en meer het ideaalbeeld hanteren dat de IT-specialist met photoshop CS2, inmiddels CS3, gladjes en rimpelloos bij elkaar fatsoeneert. Dus laten onze meisjes hun borsten verbouwen, schaamlippen verkleinen en sluitend maken, en vetlagen van hun heupen weghalen, allemaal in de hoop om bij anderen en bij zichzelf meer in de smaak te vallen. De Wellness kliniek met hoofdchirurg Hoeyberghs, als theaterman en goeroe, enige tijd geleden zowat wekelijks op TV, is er wellness bij gevaren. Hij lijkt zowel de dwerg aan de poort als de nieuwe god te zijn. We doen met hem als brutale leider collectief aan zinsbegoocheling! En hij? Hij zal inmiddels wel een superdelux jacht gekocht hebben en een eiland aan de Griekse kust.

De verkoop van digitale camera’s en video’s bevestigt dat beeld. Die heeft een geweldige vlucht genomen en we fotograferen en filmen er duchtig op los. Zijn ze een symptoom van onze innerlijke houding: de vluchtigheid waarmee we de wereld om ons heen opnemen en consumeren? Ons kijken heeft echt wel iets consumptiefs. Net zoals water en gas wordt ons dagelijks via de TV zo rond etenstijd het nieuws van de hele wereld aangeboden. Legioenen beeldfanaten zetten hun filmpjes in een van de databases op internet waar ze voor iedereen toegankelijk zijn. Zelfs het Britse Koningshuis heeft de power van YouTube ingezien en heeft recentelijk een voordelige selectie uit haar filmopnames van het familiearchief in een eigen channel gezet. Goed voor het image zullen ze gedacht hebben.

De digitale ontwikkelingen op het gebied van beeldverwerking geven unieke mogelijkheden, want we kunnen al dan niet stilstaande beelden downloaden, en ze op de PC bewerken of bewaren. Als we de opnames niet zelf maken, zetten we gretig de beeldkranen open, flitsen met CNN, Youtube en GarageTV de wereld over en switchen we o zo gemakkelijk en lichtvoetig van het ene naar het andere filmpje op zoek naar beetgare hapjes, die we naar believen in een eigen menu kunnen recombineren. En het nieuws gaat flitsend snel. Nog eerder dan degenen die hen na staan, wisten we dat Willy Claes de laan uit zou gaan, dat Jeltsin de volgende ronde niet zou halen, en dat Wiegel na de zoveelste betweterige miskleun zijn tijd wel gehad heeft; dat er weer een bomaanslag geweest is, en oh het zal toch niet bij ons gebeuren buurman? We zien verschrikkelijke beelden van rampen over de hele wereld, horen over catastrofes uit alle werelddelen, doen allerlei indringende indrukken op over criminaliteit en misdadigheid. Maar zijn we bij zoveel overdaad ook nog in staat om met de mensen die slachtoffer zijn mee te leven? Raakt het ons eigen gevoelsleven eigenlijk nog wel? In close up kijken we dood en leven in de ogen. Op bizarre wijze, en sterk uitvergroot wordt het ons voorgeschoteld. Zoals met dat arme meisje dat in een put vast was komen te zitten, met het water aan de lippen en een brutale respectloze camera op haar gericht, waarop de doodstrijd zich aftekende. Het werd de foto van het jaar, maar is zoiets voor een normaal mens te behappen? Maar ja, `tis vrije nieuwsgaring, en vrijheid van meningsuiting (toe maar), en het moet geweten worden, zelfs al is het gewetenloos.

‘tis de naakte waarheid
Soms, zoals met de Tsunami-ramp (oh jé, waar was dat ook al weer?), en met de aardbeving in Pakistan van toen, leven we een tijdje kamerbreed mee, gesensibiliseerd door een podium vol opgefokte BV’s (Bekende Vlamingen) en andere entertainers, die ons in alle vrijgevigheid ten voorbeeld worden gesteld. Ach, het doel is goed natuurlijk. Alleen jammer dat er zo weinig met het ingezamelde geld gerealiseerd wordt.
Er wordt ons veel zinsbegoocheling gebracht veelal op groot scherm, waarbij videomontages tot maximaal effect zijn uitvergroot en verdicht. Niets blijft verhuld, alles wordt ontbloot tot naakte trillende realiteit om ons volledig te informeren, met als slogan het belang van onafhankelijke journalistiek èn vrije meningsuiting. Het meest bizarre van deze tijd zijn wel de “faces of death”, een reality-videoshow op de Amerikaanse tv, waarin getoond wordt hoe mensen op verschrikkelijke wijze aan hun eind kunnen komen. Opnames van de straat, ingeblikt door filmnieuwsjagers die op hun scooter, feilloos gedirigeerd door GSM en GPS, eerder dan ambulance en politie ter plekke zijn. Zij filmen het gulpende bloed en de laatste kwijlende stuiptrekkingen van het bestaan. We krijgen op die manier in een half uurtje karrevrachten prikkels binnen, meer dan men vroeger in een heel mensenleven te verwerken kreeg. Kunnen we dat aanzien zonder overspoeld te raken en verdwaasd en verdoofd maar op te nemen wat er allemaal getoond en gezegd wordt? Ja, dat kunnen we als we maar ongevoelig worden. Dan blijven we onder dit barre nieuwsgeweld rustig onze ribbelchips eten, “wat zei je Truus? Zijn ze op?” Gelukkig zijn er ook nog zoetige reality-soaps als over de Pfaffs (ik sta pfaff), waarin omgekeerd vrijwel niets gebeurt in een onbenullig winderig traag tempo en waar het leven volslagen plat geslagen wordt onder de druk van de reversreclame. Hè, hè, toch is het daar goed toeven in een weldadige scheterige genotsfeer tussen nou eens echt eenvoudige mensen, die ondanks zichzelf gewend zijn geraakt aan die idiote voortdurende soapaandacht voor de glimlachende banaliteiten van hun familieleven en de overdadige luxe die hen daarbij in de schoot wordt geworpen. Zien we dat echt allemaal liever dan de knop in te drukken en eens stil te staan in de echte wereld? Ja hoor. Het moet gezegd, dat is altijd nog beter dan de Nederlandse remake in het echt van het gezin Flodder die in no time tot zelfs internationale roem werd gekatapulteerd. De familie van de zelfkant, die vadsig en obsceen kickte op alle media-aandacht en ongelovig de revenuen van hun originele onaangepastheid incasseerde.

ars amandi
Iedereen heeft wel eens moeite om financieel de eindjes aan elkaar te knopen. Of het nou is omdat je met je te krappe uitkering een nieuwe jas moet kopen of omdat je net even iets teveel luxe op je nieuwe jacht wilde hebben. Dan is het best wel eens moeilijk om de motivatie vast te houden en door te gaan. In zo’n situatie kan de wufte overdaad waarmee uitgepakt wordt in een soap als “De Familie”, op VTM geloof ik, waar ze geen gelegenheid voorbij laten gaan om aan de champagne te gaan, hard aankomen. En, vraag je je dan af, zou het echt slappe thee zijn die onze vriend Guy vrijwel elke keer dat hij in beeld komt inschenkt. De doorgaans ruziënde onechtelieden Rob en Rita vallen als geheelonthouders wat uit de toon. Maar die lopen dan ook bij de AA. Hoewel, tot voor kort was dat zo, want ze gaan nu alle twee vreemd. Rob met een jonge blaag, die volgens de regie stapel op hem is. Hoe verzinnen ze het? De bal is in het echte leven een ongeschoren uitdenaadse vijftiger. Ja, daar vallen de meisjes bij bosjes voor, dat begrijp ik. Het zal de levenservaring zijn die de bierkegel en nicotinelucht compenseert zeker? Rita raakt trouwens uit nijd binnenkort weer eens stevig aan de drank. Dat doet ze als de regie niets beters meer weet. Gelukkig, want ze kan namelijk voortreffelijk de dronkenlap uithangen, vandaar. Het is mij niet duidelijk of haar rol draait op inbeelding of op persoonlijke ervaring. Tja, en dan moet die trukendoos maar weer eens open. En dan merk je dat niets verhuld blijft, want Rita van de familiesoap, Jacky Lafon in het echt, was niet zo gelukkig met haar lage score voor een IQ-test. Ze schijnt een IQ-score te hebben gehaald van 74, een vol punt lager dan die van een Orang Oetan, die 75 haalde. Goeie dag zeg, je moet toch maar durven. Nee, de populairste familie van Vlaanderen kan ik deze club persoonlijk niet vinden, hoewel ze in Vlaanderen meer dan 30% scoren aan kijkcijfers. En dat ondanks, of misschien dankzij, het snauwen van die familiedames tegen hun ventsjes (das vlaoms). Goeie genade, om een rolimpotentie van te krijgen. Wat een crisismentaliteit. En wij moeten er maar aan denken dat we er aan denken dat dit niet echt is. Hé, en dan zo’n show als “Wie wordt euromiljonair” waarin ware topprestaties worden geleverd in het gokken uit drie-keuzen-vragen en waarin je onder leiding van stuurman en duizendpoter Walter Grootaers (nee, nee niet –aars) met de dodelijke intelligentie van Jacky met gemak en wat geluk een aardig centje bij elkaar kunt gokken. Er wordt een schijn van spel gewekt, maar het gebeuren draait toch vooral op hebzucht en op de spanningen die het gokken nou eenmaal bij deelnemers en kijkers oproept Als je eenmaal uitverkoren bent, en dat hopen de uitgekozen aanwezigen met vurige wanhoop, dan ben je binnen. Daar zit je dan als Jan Submodaal bij toe te kijken met al je baasverknochte toewijding en je goede gedrag. Zo’n onfatsoenlijk bedrag aan prijzengeld verdien je in geen mensenleven bij elkaar, of je moet een of andere lepe manager uit Groningen zijn. Die verdient het ook niet, maar die krijgt dat bij wijze van bonus, ook al heeft hij gefaald en hij derhalve moet worden ontslagen. Het is te gek voor woorden, maar wel de ongelofelijke realiteit.

Verkeren we als mens eigenlijk niet in uitmergelende hongersnood door het gemis aan zorgzame, liefdevolle toewijding, met aandacht en eerbied voor het kleine en kwetsbare. Persoonlijk vlucht ik weg van weer een nieuwe droom- of realityshow. Die laat toch alleen maar je aandacht stuiteren op het oppervlak van de werkelijkheid en overspoelt met zijn modderstroom diepzinnigheid en fijngevoeligheid. De ars amandi, de liefdeskunst, lijkt soms wel definitief van een andere tijd. Toch, zou ik er naast zitten als ik denk dat tedere aandacht, met begrip en invoelingsvermogen, in wezen de binnenboordmotor is van ons bestaan? Zou het niet zo zijn dat we liefdeskunst nodig hebben. De kunst om het onvolmaakte, het kreupele uit te tillen tot het nivo van het sublieme, het goddelijke, kortom het menselijke. Maar hebben we die kunst leren verstaan? Nee? Kunnen we dan wellicht nog bij iemand in de leer? Ja, nou en of! Bij huismoeders, bejaardenverzorgsters, thuisverpleegsters. Kortom bij de zichzelf vaak tegen een karig loon beschikbaar stellende mensen. Maar ook bij de toegewijde vrijwilliger, amateur en hobbyist: tuiniers, de aquarellist, de verzamelaar of de dichter bij huis zou ik denken. Jawel, ga eens praten met die bedlegerige vrouw, die alleen haar hoofd kan bewegen, en verder niks, totaal afhankelijk is ze, maar wel dankbaar en blijmoedig. Of lees desnoods de “De kunst der vrijage”, de vertaling van Ars Amandi, van Ovidius als je er net als ik graag een beetje erotiek bij hebt. Akkoord, maar ik prefereer toch een wat ruimere insteek.

Jawel, buiten het spotlicht van de publiciteit wordt in liefde menselijke handel en wandel nog steeds tot kunst verheven. Door mensen die aandachtig in het leven staan, die best ook gevoelig zijn voor aspecten van de buitenkant, maar die door uiterlijk vertoon heen kijken en voelen, en tasten naar de diepere zin en bedoeling van mij en jou en haar en hem en hen in de wereld.

is er niet meer dan dat…
De onderzoeker kijkt door de buitenkant heen. Die verbaast zich over de amoebe en stelt zich vragen. Al is dit leventje nog zo klein en onaanzienlijk, hij raakt bekoord, wordt een beetje verliefd en wil kennen, erop in gaan. Vragen komen op: “Hoe bestaat het, alleen maar chaos? Is dat alles, dat kan niet? Hij gaat nauwkeuriger kijken, bekijken, in-kijken eigenlijk, met een loep, een lichtmicroscoop, een elektronenmicroscoop, een filmtoestel met ultra-zoomlens. Ja, hallo, Chaos blijkt best aardig voorzien van structuren! De “open”- schouwer ziet met deze hulpmiddelen allerlei insluitsels met een typische vorm en structuur: blaasjes, korreltjes, vezeltjes, die ingebed liggen in wat zich inderdaad nog steeds voordoet als een structuurloze rondstromende grondmassa. Hé, maar toch minder chaos en meer ordening dan we zo op het eerste gezicht dachten. De fascinatie wordt groter. De onderzoeker maakt met zijn aandachtige in-kijken nieuwe aspecten van de werkelijkheid zicht­baar. Intuïtief weten we: ordening kan niet spontaan uit chaos ontstaan. Dus hoe zit dat dan? Waar komt die ordening in Chaos vandaan?

Kijk je dieper, nauwkeuriger, verder dan de oppervlakkige chaos van de levende cel, dan kijk je in het hart van het leven zelf. Dan maak je kennis met een dynamische ordening zoals die eigen is aan alle levende cellen én die blijkbaar essentieel is voor het functioneren daarvan. De schijnbare chaos in de amoebe blijkt namelijk bedrieglijk. Je ziet vooraleerst de celkern, met het zogenaamde chromatine waarin majesteitelijk het DNA (de erfelijkheidsdrager) is vervat, de mitochondriën (de energiefabriekjes), en allerlei andere insluitsels (korreltjes en blaasjes), met een slordige verzamelnaam organellen genoemd. Zoals altijd, als je zo met geduld onder sterke vergroting naar levende eencellige organismen kijkt raak je met ontzag vervuld. Je ziet en je voelt dat je dichter bij het kwetsbare geheim van het leven komt, hoewel je tegelijkertijd beseft dat de horizon van je waarnemingen over het verschil tussen levende en levenloze materie nog even ver weg is.

Het leven is kwetsbaar, want verwond je per ongeluk een cel als onze amoebe door hem als het ware lek te stoten, dan kan het gebeuren dat hij plotseling tot een trillende chaotische massa van druppeltjes en bolletjes uiteen begint te vallen, te beginnen op de plek van de verwonding. Het in stand houden van de grens tussen het binnenste van de cel en de waterige omgeving door de celmembraan (dat is het buitenste vlies van de cel) is blijkbaar essentieel voor het leven. De toestand van leven bij onze amoebe blijkt gedragen te worden door een subtiele balans tussen binnen en buiten, tussen de toestand van leven in de cel en de chaos van de levenloze omgeving.

Dank zij de technologie en de moleculaire biologie zijn we een hoop te weten gekomen over structuren en functies van cellen in het lichaam, en op alle nivo’s: moleculair (bijv. eiwitten, DNA), subcellulair (bijv. celkern, mitochondriën), cellulair (bijv. bloedcellen, zenuwcellen) en supracellulair (weefselnivo, bijv. hersenweefsel). We hebben het fenomeen “leven” leren kennen aan specifieke eigenschappen, bijv. voortplanting, energiehuishouding, prikkelbaarheid, herstelvermogen, afzonderlijke aspecten dus. Wat er precies verloren gaat als een cel dood gaat en vervalt tot chaos, weten we niet. Omgekeerd weten we ook niet hoe leven primair tot stand komt, of vroeger voor het eerst tot stand gekomen is.

Voor zover we weten is leven een continuüm, en wordt het steeds door het leven zelf van generatie op generatie doorgegeven door voortplanting, via celdeling, celvermeerdering dus. Algemeen wordt aangenomen dat nieuw leven niet door zelforganisatie kan ontstaat uit levenloze materie. Daarvan getuigt de beroemde uitspraak van de Rus Virchow: “omnis cellula e cellula”, elke cel komt uit een cel voort. Toch moet er ooit een overgang van levenloos naar levend plaats gevonden hebben, naar we aannemen in de oceaan van de oertijd. Hoe en onder welke omstandigheden dat kon gebeuren is onderwerp van speculatie, maar tot op heden is het leven als kenbare dynamische werkelijkheid, met de kenmerkende eigenschappen, een mysterie. Het lijkt net als bewustzijn een surplus te zijn van een hoge en zeer specifieke ordening van materie en de dynamische organisatie daarvan in een samenspel van structuren en functies.

In een poging om meer van de dragers van het leven te weten te komen heeft de wetenschap de componenten van de cel, van granulum tot DNA molecuul, geïsoleerd en geanalyseerd op moleculaire bouw en samenstelling. Onze inzichten zijn spectaculair toegenomen. Wie van ons heeft niet in verbazing gestaan of zich misschien zelfs net als ik verlustigd bij de aanblik van zo’n indrukwekkend ruimtelijk model van het DNA[2], de dubbele helix, twee om elkaar draaiende spiralen, die de magistrale ordening van deze drager van de genetische informatie laat zien. We vergeten dan wel eens dat zo’n model eigenlijk een artefact is, een kunstproduct. Het DNA dat Watson en Crick met hun Röntgendiffractie geanalyseerd hebben was immers kristallijn, zoals een korreltje suiker. In de levende cel, in opgeloste of liever gedispergeerde toestand, heeft het DNA zeer zeker een totaal andere ruimtelijke hoedanigheid. Het is dan tenminste plaatselijk niet zo strak geordend in een statige dubbele spiraal, maar zal in een veel meer “open” hoedanigheid het centrum zijn van een dynamisch regelend samenspel met allerlei moleculen èn macromoleculen (eiwitten en RNA); veranderlijk in zijn ruimtelijke configuratie en het middelpunt van een druk verkeer, als op het terrein van een bouwwerf. Vast en zeker is er ook hier weer sprake van een evenwicht tussen orde en chaos. Op een bouwwerf kan het er chaotisch uitzien, maar als je de gang van zaken een tijdje volgt, dan blijkt dat de schijnbaar chaotische bedrijvigheid ter plaatse doortrokken is van een dynamische ordening. Zo stel ik me voor zal het ook zijn op het moleculair nivo van het DNA.

We weten, dat het onderscheid dood en levend heel subtiel is. De levende cel is aan de ene kant heel adaptief en sterk, maar aan de andere kant ontzettend kwetsbaar. Wat de zetel is van het leven blijft vooralsnog een fascinerende vraag. De eigenschap “levend” lijkt niet strikt gekoppeld aan de aanwezigheid van afzonderlijke specifieke materiële komponenten, dus bijvoorbeeld niet aan eiwit of DNA, maar aan de georganiseerde dynamische samenhang van allerlei materiële komponenten in een samenspel van structuren en functies.

Wetenschappers hebben niet alleen gekeken, ze hebben ook geëxperimenteerd, ingegrepen, veranderingen aangebracht en hebben met ingehouden adem afgewacht wat er zou gebeuren. Tot op het moleculaire nivo zijn we zo meer van de functionele ordening van het leven gaan begrijpen. En daarmee zijn we ons nog meer gaan verwonderen over het fenomeen dat het leven is. Een fenomeen dat gekoppeld is aan een subtiel samenspel van structuren en functies, zoals bijvoorbeeld bij zo’n aspect van leven als voortbeweging bij onze amoebe. We beginnen dat te begrijpen; het tipje van de sluier is opgelicht. We kennen de contractie-eiwitmoleculen, actine en myosine, die daar een hoofdrol bij spelen. We kunnen die zelfs in vitro, in de reageerbuis laten samenwerken tot een kunstmatige contractie. Zo zijn we er ook achter gekomen onder welke voorwaarden deze moleculen hun werk kunnen doen. En zo is er gigantisch veel bekend geworden. Van de huidige stand van de wetenschap naar een allesomvattend inzicht in de geheimen van het leven is echter nog een te grote stap. De horizon van ons kennen is nog even ver weg.

Het dilemma van de bioloog is de vraag wat te doen en hoe te doen om in het onderzoek zo dicht mogelijk bij de levende toestand te blijven. Fysiologische benaderingen, onderzoek naar de levensfuncties, kunnen vaak direct aan het levend materiaal zelf gebeuren, aan cellen (weefselkweek, stamcellen), organen (bijv. nierfuncties, hersenfuncties) of zelfs aan hele organismen (proefdieren, proefpersonen). Dat heeft uiteraard het voordeel dat de levende toestand bewaard blijft en het risico op het introduceren van artefacten in het materiaal zelf minimaal is. Zo heeft de neurologie enorme vooruitgang geboekt met in vivo onderzoek naar hersenfuncties met behulp van moderne electrofysiologische technieken. Zo is de wetenschap veel te weten gekomen over de diverse hersencentra. Werkelijk spectaculaire vooruitgang is geboekt in het hersenonderzoek met de komst van de MRI. Daarmee is hersenactiviteit precies te volgen door het maken van een scan in een sterk magnetisch veld. Hersenactiviteit blijkt dan uit het ontstaan van karakteristieke kleurpatronen.

Er wordt tegenwoordig dus aan levende organismen, inclusief de mens, veel onderzoek verricht. Maar toch, de meeste onderzoekstechnieken vereisen dat er duurzame preparaten gemaakt worden van het levend materiaal. Dit moet dus op een goed moment worden gefixeerd, dat wil zeggen gedood, en wel zo dat de status quo zo snel mogelijk en zo goed mogelijk wordt vastgelegd en vastgehouden door bijvoorbeeld ultrasnel invriezen, of door behandeling met snelinwerkende chemicaliën. Over het algemeen gaat daarbij de levende toestand definitief verloren, en daarmee verliezen we nou net datgene waar het ons eigenlijk om te doen is. De onderzoeker moet uiteraard zo veel mogelijk het introduceren van effecten die het gevolg zijn van de ingreep zelf, de zogenaamde artefacten, trachten te vermijden. Dit zou immers tot foutieve interpretaties kunnen leiden. Zonder het maken van preparaten zou bijvoorbeeld structureel onderzoek met behulp van de scanningelectronenmicroscoop (SEM) onmogelijk zijn. De structuren kunnen daarbij goed be­waard worden en iedereen zal willen aannemen dat de schitterende opnames, vergrotingen tot meer dan 150000x, van bijvoorbeeld insecten een juist beeld geven[3]. Toch is eerst het levend materiaal verwerkt tot preparaten. De diertjes zijn volgens nauwkeurig uitgewerkte, en reprodu­ceerbare technieken gefixeerd met zeer snelinwerkende chemicaliën waardoor de structuren optimaal worden vastgelegd, daarna gevriesdroogd, waardoor al het vocht eruit ver­dwijnt met behoud van de vorm, en tenslotte zo verwerkt dat het in de electronenmicroscoop bekeken en gefotografeerd kan worden. Juist dit soort onderzoek heeft bij uitstek inzicht gegeven in de ordening in de cel en in levende organismen in het algemeen. Maar opnieuw, ook hier geldt weer dat we daarmee nog niet weten in hoeverre de structurele organisatie in de levende toestand anders is. In het huishouden in de levende cel zou het er wel eens heel wat chaotischer aan toe kunnen gaan dan we geneigd zijn aan te nemen.

wetenschappelijke weetgierigheid
Het is zonneklaar, als we ons alleen maar blijven bezig houden met het uit elkaar peuteren van leven, dan zouden we tenslotte niet veel meer te weten zijn gekomen dan een berg detailkennis over onderdelen. Misschien loopt er ook nu toch nog wel ergens een of andere dokter Faust rond, die denkt dat hij uit al die onderdelen een nieuwe, andere, en hé, waarom ook niet betere cel kan samenstellen. Toch, als ook hij zich tenslotte moe heeft gemaakt, zal hij zich net als Faust neer moeten leggen bij het onhaalbare: het lukt niet. Maar of het nooit zal lukken? Dat zou ik niet durven beweren. Ik denk eigenlijk dat het ooit wel zal lukken, laat ik het maar gewoon zeggen. Eens maakt de mens kunstmatig leven, want de mythe van Frankenstein blijft ons aantrekken. Onze dorst naar kennis is niet te lessen en onze heerszucht is niet te temmen. Is het gave of opgave, noodzaak of noodlot? Eeuwige vragen die ook indringend aan de orde komen in het magistrale boek van Tolkien “In de ban van de ring” waar de schrijver verhaalt over de lotgevallen van de dwergen. De dwergen, die, in hun zucht naar de schitterende glittering van de bodemschatten, graven tot aan het gebeente van de berg Mahadras, maken in de diepte van hun begerigheid tot hun ontzetting een kwade doem wakker, een Balrog[4], een reusachtige verschrikking van vuur, die hen met al hun zalen en de schitterende zalenpracht vernietigt. Gelukkig is dit boek een enorme bestseller.

We voelen aan dat we bij dat alsmaar analytisch dóór vragen de samenhang in ons mens-zijn dreigen te verliezen. Uiteindelijk gaan we verder reiken dan we in de ademnood van ons willen weten kunnen behappen. We gaan gapen, niet van verveling, maar van ademloosheid en angst? Overdreven gepraat? Nee hoor, de race naar de atoombom van Oppenheimer en Co tijdens de tweede wereldoorlog, zoals pas nog indrukwekkend verhaald op
Figuur 3 Onze eigen Balrog en vuurspuwende verschrikking:de atoombom
de TV, laat het met onthutsende duidelijkheid zien! Wat begon als politiek idealisme van wetenschappers als Einstein en Oppenheimer, “… de bom kan dienen als afschrikking”, voor het behoud van de wereldvrede, o wat zijn ze naïef, eindigt in de begerige obsessie van militairen en in de complete misdadige vernietiging van twee weerloze steden, ja ik weet het, de zogenaamde vijand: in één klap twee complete steden en honderdduizenden mensenlevens weggevaagd! Het is mooi verpakt in de geschiedenis, maar de waarschuwende protestbrief van Einstein himself aan president Rooseveld “In ’s hemels naam stop!”mocht niet meer baten. En de paddestoel rees met vernietigende kracht 18 km hoog, tot verbijstering van de hele wereld, de theoretisch fysicus incluis.

Oppenheimer was net als de leden van zijn staf wetenschapper, geen politicus, en was niet gewend om over het lot van zoveel mensenlevens te beschikken. Hij ging dan ook later gebukt onder schuldgevoelens[5]. Neen, er zullen er niet veel zijn geweest die toen nog een triomfantelijk gevoel hadden. Zelfs mister president himself moet zich rot geschrokken zijn van de geest die op zijn gezag kilometers hoog uit de fles omhoog rees. Maar hem tot troost, Pearl Harbour was gewroken, en dat is toch ook al iets, en had hij een wapen om de Russen af te schrikken, nietwaar mister Truman? Menigeen beschouwde Truman als een oorlogsmisdadiger, en daar is veel voor te zeggen. Maar wat wil je “the winner takes it all”.

cultuur uit de muur?
Als je net als ik de jaren van je leven al goeddeels hebt opgesoupeerd, en wat moe in de bus zit te schommelen op weg naar huis, dan raak je gemakkelijk aan het mijmeren. Je weet hoe bekoorlijk de buitenkant zich kan presenteren en hoe verleidelijk die kan zijn. Je hebt langzamerhand ook wel begrepen hoe glad een oppervlak is en hoe gemakkelijk je daar op uitglijdt. Je haalt wat filosofisch de schouders op, want je hebt wat genuanceerd leren denken en waarom zou je aandacht voor het uiterlijk als oppervlakkigheid af moeten wijzen? Waarom zou de koesterende aandacht voor de buitenkant der dingen van de minstreel minder zijn dan de diepgravende analyses van de intellectueel waar alleen de ingewijde iets van snapt. Waarom zou je je niet overgeven aan tederheid, plezier en vermaak, aan de gemakkelijke snelle bevrediging van de hap uit de cultuur. Is dat dan minder dan die vaak neurotisch aandoende zucht naar kennis en inzicht? Minder gevaarlijk misschien? Eh, misschien voor de mensheid wel, maar daar zou ik niet op willen zweren en zeker zou ik dat niet willen uitleggen aan de bedrogen echtgenoot.

Als je een denkerige aard hebt, en je de neiging hebt om je vragen te stellen en niet tevreden bent met oppervlakkige antwoorden, of als je gewoon graag zoekt naar de zin achter je bestaan, en je afvraagt of wat je doet eigenlijk wel je bedoeling is, dan loop je een goede kans dat je aardig alleen komt te staan in het leven. Dan bof je als je af en toe eens een gelijkgestemd iemand tegen komt. Veel mensen maken het liever niet zo ingewikkeld. Ze zoeken het niet zo diep, en niet zo hoog. Ze leven liever zonder al te veel na te denken over de beweegredenen van menselijk handelen, en zonder zich druk te maken over de consequenties daarvan noch voor henzelf, noch voor anderen. Eerst en liefst onmiddellijk bevrediging van eigen verlangens, dan zien ze wel weer verder. “Moet kunnen” is een veelgehoorde slogan, en “ach, we zullen wel zien” is goede tweede. Wil dat dan zeggen dat de meeste mensen onverschillig, of ongeïnteresseerd in het leven staan? Ach welnee, zo somber ben ik niet gesteld, al staat het Vlaams belang inmiddels wel pal achter de CD&V opdringerig te heupwiegelen en dat zal wel geen lekker gevoel zijn. De besognes van alle dag, eisen domweg onze aandacht op en dwingen ons om snelle, en liefst adequate antwoorden te geven. En natuurlijk, het leven kan niet worden uitgedacht, het moet concreet geleefd worden. Maar toch, een beetje bezinning zo nu en dan is toch wel gewenst.

Het beeld “de denker” van Rodin lijkt werkelijk niet meer van deze tijd te zijn. Ergens kan ik daar ook wel inkomen, want het roept bij mij geen denker op, eerder een ietwat verkrampt model dat in een onmogelijke houding zit te simuleren dat hij denkt. Vreemd en nogal gezocht zoals die man daar zit met zijn rechterelleboog op zijn linker knie. Nou, dat is niet de ideale houding om eens ontspannen na te denken, zeg nou zelf. Trouwens, hoezo denken? Moet dat dan? We zijn geroepen om lief te hebben, niet om te denken, voelen we mee met Toon Hermans. En we weten best dat hij hier niet die drie-en-een-halve minuut mee bedoelt waarin we volgens BNN, de jongerenzender van Nederland, het geluk moeten najagen. Toon Hermans was niet zo oppervlakkig.  
Figuur 4 Rodin: Le Penseur, Musée Rodin, Parijs
Hij doelde met zijn “liefhebben“ op een levenshouding, die ons hele zijn als mens zou moeten doortrekken, en dat is tegenwoordig werkelijk niet meer vanzelfsprekend. Hij bij uitstek heeft de ars amandi, de liefdeskunst, de kunst te leven en lief te hebben, uitgedragen, al werd hij daar uiteindelijk zelf wel een beetje een dikkop bij. Liever dat echter, dan BNN waar de liefde gereduceerd wordt tot een nummertje ordinair hijgerig rakken met een bijna absurd gebrek aan tederheid, intimiteit en eerbied. Misschien zucht je nu met me mee, of trek je je wenkbrauwen op. Ben je het met me eens of denk je: “Wat een slappe zever?” Hoe dan ook, waarom zou je je ook niet eens een beetje druk maken, en je afvragen of we met die schreeuwerige overmatige aandacht voor zintuiglijk vertoon wel op het goede spoor zitten.
kijkje in het verleden
Bij ons kijken en waarnemen, nemen we veel voor lief, zonder dat we ons dat realiseren misschien. Onze zintuigen kunnen bijvoorbeeld de werkelijkheid alleen in statische beelden vangen, terwijl wat er werkelijk gebeurt, een continue stroom in de tijd is. Ons kijken is dus eigenlijk stukwerk en gebrekkig, net een film, want we kijken in momentopnames; vangen wat we zien in reeksen afzonderlijke, losse beeldjes. Goed beschouwd, indrukken uit het verleden, die ons steeds iets weergeven van wat al weer voorbij is. We kijken dus met horten en stoten terug in de tijd, en ons weten is herinnering. We zijn op de keeper beschouwd gewoon niet in staat om exact in het heden te kijken. We maken met onze ogen, die fantastische zintuigen, afbeeldingen van wat er vroeger was, waaruit we dan een opvatting construeren van wat er volgens ons nu is en wat er in de toekomst zal zijn.

Bij ons waarnemen, zien we dus op z’n best reeksen van een soort biologische videobeeldjes, zoveel per seconde. In de dagelijkse dag maakt dat niet veel uit, dan is onze waarneming snel genoeg. Maar als het echt op snelheid aankomt, dan zijn we met onze zintuigen domweg te traag. Dan kunnen we het proces niet meer in voldoende detail volgen. In onze hersenen maken we echter van die gatenkaas van onze waarnemingen[6] heel behendig toch een mooi kloppend en vloeiend verhaal, en we vullen de gaten op met interpoleringen. Indrukwekkend is dit verhaald door Oliver Sachs (neuroloog en psychiater) en Steven Toulmin (wetenschapsfilosoof) in die uiterst boeiende TV-serie “Een schitterend ongeluk”. Ah, werkelijk, tv kan heel groots zijn, met de juiste mensen, als bijvoorbeeld Wim Kayzer, in de redactie.

typefoutjes? pak ze
We zijn dus nogal eigengereid als we de door ons brein gecomponeerde film aan onszelf en aan onze buurman presenteren als dé werkelijkheid. Het zal duidelijk zijn dat die film op zijn best een persoonlijk gekleurde maar goed gelijkende reconstructie is. De sympathieke Sachs schrijft in zijn boek hoe verbijsterd hij was toen hij constateerde hoe het mis kan gaan in dit reconstructieproces. Sommige van zijn patiënten “monteren” in hun brein de biovisie-beeldjes in de verkeerde volgorde, in één geval zelfs achterstevoren. Deze patiënt zag steeds de werkelijkheid, zoals wij die zien, teruguit lopen. Bizar en indrukwekkend was het voor hem, vertelt Sachs, om deze onthutsende verhalen van zijn patiënten aan te horen. Een ervaren dat terugkomt bij zijn toehoorders en bij de geboeide lezers van zijn boeken.

Een “normaal” mens trouwens maakt in het klein soms ook wel eens zoiets mee, en kan dan zelf constateren hoe ons brein ons parten kan spelen. Bij de schrijvers onder ons, komt dat grappig aan het licht als ze hun teksten moeten controleren op typefouten, zoals ik zo meteen. We weten het, hoe meer je met de tekst gestoeid hebt, hoe moeilijker het is om de foutjes op te sporen. Je ziet ze letterlijk over het hoofd, je wordt ze je domweg niet meer bewust. Ons brein filtert ze uit of zo je wilt, poetst ze weg.

Het schijnt dus wel zo te zijn, dat onze kijk op de wereld, die we als afbeelding van de werkelijkheid op ons bewustzijn projecteren, in feite ten dele inbeelding is. Maar als dat zo is, hoe betrouwbaar zijn dan onze interpretaties, onze ideeën en opvattingen die we ons voornamelijk op basis van wat we zien, construeren. Die zijn dan toch per definitie subjectief, dus heel persoonlijk ingekleurd. Ja zeg, dan mogen we ook wel wat bescheidener zijn en wat van die stelligheid afleggen waarmee we onze waarheden naar voren schuiven, en aan onze buurman opdringen als dé waarheid over dé werkelijkheid. In feite kunnen we geen zekerheid bieden op grond waarvan we onze mening, onze opvatting aan een ander als dé waarheid zouden kunnen presenteren. We zijn als individu in onze waarnemingen fundamenteel onzeker en maar ten dele betrouwbaar. De populaire advocatenseries op de tv spelen dankbaar in op die onzekerheid, zo niet onbetrouwbaarheid bij het onderuit halen van getuigenverklaringen. Het is gewoon een kwestie van voldoende inzoomen op de tijd-ruimte-as om getuigen onzeker te krijgen. De slimme advocaat Perry Mason, wie kent hem nog, heeft aan zijn handigheid in dit opzicht zijn populariteit en zijn fortuin te danken. Onze eigen Mr Spong kan er ook wel wat van trouwens, zoals Wilders van de PVV (Partij voor de Vrijheid) binnenkort zal kunnen merken.

Onzekerheid, de enige zekerheid?
Kan logisch nadenken over onze percepties en over de werkelijkheid, weet hebbend van de zintuiglijke beperkingen die inherent zijn aan onze waarneming, misschien zekerheid bieden? Is het misschien mogelijk tot zinnige gedachten, inzichten en uitspraken te komen zonder uit te gaan van primaire zintuiglijke indrukken? Descartes dacht van wel. Hij is daarmee de grondlegger geworden van de moderne geïndividualiseerde maatschappij en is wellicht wel de meest aangehaalde en meest gepopulariseerde filosoof. Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben, constateerde hij uiteindelijk, na een bewust gekozen dwaaltocht in het ongewisse in een uiterste poging tot loslaten van elk a priori intellectueel houvast. Het is een beroemde uitspraak, maar eerlijk gezegd, erg indrukwekkend komt die zinsnede toch eigenlijk niet over. Het is een waarheid als een koe dat jij en ik bestaan, zou je zeggen. Maar Descartes trok in zijn vragen systematisch alles in twijfel en stelde zich uiteindelijk de hamvraag “Hoe en waaraan weet ik dat ik besta?” Hij kwam tot de conclusie dat hij in de abstractie van zijn denken absoluut en ongetwijfeld is, dus autonoom en onafhankelijk. Dit werd zijn grondgedachte en zijn ankerpunt bij wat hij verder aan inzicht over mens, materie en werkelijkheid getracht heeft op te bouwen. Voor hem werd met dit inzicht als uitgangspunt de werkelijkheid om hem heen analyseerbaar, definieerbaar, begrijpbaar, voorspelbaar, en uiteindelijk zelfs beheersbaar. Ik ben het niet met hem eens.

Het eerste deel “Cogito…/ ik denk…” van zijn uitspraak, daar kan ik in meegaan. Denken is een activiteit, en de denker kan constateren dat hij denkt, onafhankelijk van wat, hoe, en waarover hij denkt. Het tweede deel van zijn uitspraak “…ergo sum/ …dus ben ik” is onvolledig en daarom niet acceptabel. Descartes wil onafhankelijk zijn en geeft met opzet en nadrukkelijk geen inhoud aan dat zijn van hem, sterker nog, hij maakt er zich van los. Hij haalt daarmee echter een kunstgreep uit, want wat hij doet is vanuit het concrete nivo van zijn bestaan in het hier en nu, zo maar, alsof het niks is, overstappen naar een abstracte immateriële wijze van zijn, namelijk die van het denken. Een transformatie die doet denken aan de tegenwoordige science fiction verhalen op de televisie: de ruimtevaarder in zijn ruimteschip die dematerialiseert, overgaat in een of andere surrealistische abstracte niet nader aangeduide of uitgewerkte dimensie, om zich vervolgens naar believen buiten de beperkingen van de aardse werkelijkheid om ergens anders, in een andere tijd en op een andere plaats weer te materialiseren. Het idee is aardig en de mens zal deze droom misschien net als vroeger het verlangen om te kunnen vliegen nog ooit weten te realiseren. Voor ons echter geldt dat ons zijn in het hier en nu onherroepelijk gebonden is aan, verbonden is met en afhankelijk is van, de wetmatigheden en de inperkingen en mogelijkheden van onze materiële werkelijkheid, waarmee wij los van zintuiglijke waarneming geen beeld kunnen vormen. Als mens kunnen we niet los van alles, absoluut zijn, noch worden, we kunnen niet zijn, totaal rustend in onszelf. Dat is voor ons uitgesloten, en we moeten het maar toegeven, we kunnen dat ook niet in onze gedachten, niet in onze fantasie, en niet in ons bewustzijn. Deze noodzakelijke en onvermijdelijke betrekkelijkheid is naast de dood de enige zekerheid die we hebben. Het absolute in het denken van Descartes is in feite een bedrieglijke fictie, een aanname, en een illusie. De mens is in zijn denken intrinsiek verbonden met en gebonden aan zijn eigen tijd-ruimtelijke bepaaldheid, vanuit het verleden in het nu, en aan zijn waarneming daarvan, en daarmee aan zijn begrensdheid in het hier en nu. De mens is daarbij afhankelijk van de beperkingen in zijn waarnemingsvermogen. Hij is tevens totaal en fundamenteel afhankelijk van dat labiele, kwetsbare, en zeker niet onfeilbare geheel van structuren en functies dat als hersenen zijn denkend vermogen, zijn brein, draagt. De menselijke geest kan niet bestaan, laat staan functioneren, zonder een intact en gezond stel hersenen. De Israëlische prime minister Sharon heeft dat op het toppunt van zijn macht en roem aan den lijve moeten ondervinden. Een relatief klein bloedinkje daar bovenin en het was gebeurd met zijn zelfbewuste denken. Hij raakte in coma, dus buiten bewustzijn, en was daarmee uitgerangeerd. Allez, even een snufje heroïne, zoals vroeger LSD, en het denken gaat heel onverwachte wegen. Dus wat dat zijn van Descartes betreft: een mens is niet, maar hij is naast anderen in het hier en nu, sterk beïnvloed door en afhankelijk van de materiële omstandigheden, waarvan hij zelf, naast de ander, deel uitmaakt, ook in zijn denken.

Descartes wordt beschouwd als de grondlegger van het individualisme. Niet zozeer om de zelfwaardering van zijn denkend ik, alswel om zijn stelling dat zijn denkende ik, de kern, het diepste referentiepunt is van zijn bestaan en de werkelijkheid om hem heen. In mijn overtuiging maakt Descartes zich daarom schuldig aan een enorme simplificatie waarbij het ego wordt verabsoluteerd en het relationele aspect, het ego naast andere ego’s in het hier en nu, op onaanvaardbare wijze wordt geëlimineerd. De denkende mens Descartes plaatst zich daarmee in het centrum van zijn bestaan en vormt tegelijk landschap en horizon. Dat is teveel van het goede.

Opmerkelijk is dat de God van het Jodendom, Jaweh, zich op de berg Sinaï aan Mozes openbaart als: “Ik ben die ben”, nu juist wèl zonder tijdruimtelijke, materiële bepaaldheid. Voor de Jood houdt dit in, dat Jaweh alles èn niets in zich verenigt èn tot eenheid brengt in alles en niets. Voor de Jood geldt daarom, heel wijs overigens, dat God de eeuwig andere is en niet door de mens gedacht of verbeeld kan worden, met juist dit principe als enige zekerheid. Voor hem is God alleen kenbaar in en door de Openbaring, waarmee hij in het hier en nu binnen is gekomen, het omgekeerde dus van wat Descartes deed. Goed beschouwd plaatst Descartes zich met zijn uitspraak in de positie van god. Hij is god in zijn gedachten. Later precies zo verwoord door de dichter Willem Kloos: “ik ben een god in mijn gedachten…”[7]. Descartes wordt niet voor niets gezien als de vader van het individualisme. We zouden de uitspraak van Descartes speels wat kunnen omvormen tot: “Cogito ergo erro” (“ik denk, dus ik ben in dwaling”).[8]Het kan erg verhelderend zijn om zo eens over deze diepste vragen van ons bestaan na te denken. Mij brengt dit in elk geval voorlopig tot het besef van relationaliteit en afhankelijkheid als gave en opgave.
Religie laat iets zien wat in de filosofie van Descartes helemaal niet aan de orde komt, namelijk de verbondenheid met de geschiedenis, met dat wat geschied is. In de grote godsdiensten Boedhisme, Jodendom, Christendom en Islam wordt in de belijdenis steeds teruggegrepen naar de openbaringen van een grote voorganger, resp. Boedha, Mozes (en de Aartsvaders), Christus en Mohammed, die ieder vanuit een diepe mystieke verbondenheid met een Opperwezen, de Godheid, gesproken hebben en de mens gewezen hebben op zijn plaats en roeping in de wereld. De gelovige mens baseert zich dus niet uitsluitend op wat zijn rede, zijn verstand hem leert, maar laat zich inspireren en richten en zelfs goeddeels bepalen door wat binnen zijn of haar godsdienst als heilzaam wordt voorgehouden. Het voortwoekerende individualisme heeft ons van onze verbondenheid met de grote verhalen van de mensheid vervreemd. Daarmee is de mens ook vervreemd geraakt van zijn diepste kern daar waar hij in kontakt kan komen met het mysterie van zijn bestaan, het grandioze en sublieme van het leven kan ervaren en de uitnodiging kan leren verstaan om creatief, met overgave en toewijding vanuit een diepe verbondenheid met mens en wereld te leven, en in verantwoordelijkheid te reiken naar het/de allerhoogste. Opmerkelijk is dat geschiedenis in de wetenschappelijke wereld juist zeer gewaardeerd wordt. Daar beseft men hoe kennis en inzicht geleidelijk aan is opgebouwd door generaties van toegewijde wetenschappers[9]. Elke nieuwe generatie staat op de schouders van de vorige. Dat besef treffen we ook aan in het Jodendom. Achtereenvolgende generaties hebben de Thora, de openbaring het woord van JHWH bestudeerd, en er hun interpretaties vanuit het hier en nu aan toegevoegd. De Talmoed is een eigenlijk een levend verhaal dat alsmaar uitgebreid wordt met bezinning over de vragen die het leven in de wereld van nu stelt. Het Jodendom is minder star dan menigeen denkt.
ik voel wat ik denk, en ik…
Het besef dat de menselijke geest niet autonoom is maar dat er een wisselwerking is tussen lichaam en geest, is gemeengoed geworden. Driekwart van de artikeltjes in de damesbladen Libelle en Margriet gaan hierover: de geest beïnvloedt het lichaam, maar het lichaam beïnvloedt ook de geest. Het eerste was allang gemeen goed, maar het tweede was een revelatie. Dat denken aan bijvoorbeeld sex bepaalde lichamelijke reacties oproept, weten ze niet alleen bij de spermabank; en een verliefde jongeling die op een zachte lenteavond met zijn lief een wandeling maakt over het zandpad achter langs de bosschages, denkt doorgaans aan andere dingen dan zijn opa die zijn hondje wil gaan uitlaten en zijn wandelstok niet kan vinden.

Een mens is niet vrij in de keuze van zijn gedachten. Gedachten en ideeën komen spontaan op. We weten toch nog wel hoe onze gedachten met ons een loopje namen tegen de tijd dat de examens naderden. Treintjes met wagonladingen vol paniekgedachten denderden toen door ons brein, met alle seinen op rood. Ze reden gewoon door.
We zijn niet in staat om vrij een gedachte te willen of niet te willen. Ons denken heeft zijn eigen verborgen wetmatigheden. Als we even bij onze werkelijkheid stilstaan, dan dringt zich op hoezeer onze ratio wordt beïnvloed en gericht door de omstandigheden waarin we leven, door wat we ruiken, horen, zien, voelen, of meegemaakt hebben. We reageren daar lichamelijk op, maar óok in ons denken. Omgekeerd bepaalt ons denken, onze fantasie, mede wat en hoe we voelen, ervaren en hoe, met welke geestesgesteldheid, opgewekt, angstig, blij of treurig, we de wereld inkijken en hoe we die ervaren. Deze inzichten zijn na Descartes belangrijke nieuwe verworvenheden geworden. De ratio, het denken is daarmee van zijn troon geworpen en op zijn plaats gezet. De cliënt wordt geleerd dat zijn angstgevoelens opgeroepen worden door wat hij zelf denkt. Hij kan ook leren zijn gedachten te richten. De Indiase filosoof Bagwan, is in zijn boek Tantra uitvoerig op de problematiek en de tragiek van het denken ingegaan; hij leerde: maak je los van je gedachten, ze zijn niet van jou. Houd ze niet vast, laat ze voorbijstromen, en je zult rust vinden. Nee, Bagwan[10] was heus niet de zonderlinge charlatan, waarvoor hij destijds door velen werd aangezien. Hij was primair hoogleraar in de filosofie, een inspirerend wijsgeer en iemand die de diepe wijsheden van het Boedhisme bij ons westerlingen heeft gebracht. Zijn lering was in het algemeen te diepzinnig en te anders voor de rationele splitsende geest van ons verweesde westerlingen.

de idee en diversiteit
De grote Griekse filosoof Plato was een van de eersten die tot de conclusie kwam dat de menselijke waarneming nooit absoluut de waarheid kan kennen, maar altijd subjectief is en persoonlijk is gekleurd. Hij introduceerde daarom het begrip de idee als absoluut en volmaakt referentiekader voor de mens. De idee (niet “het” idee) als onvergankelijk, abstract begrip, is de blauwdruk achter de variabiliteit aan verschijningsvormen van elke concrete entiteit, bijv. een stoel, waarin deze blauwdruk, deze idee, belichaamd wordt als deze bijzondere entiteit uit een waaier van mogelijkheden. Er zijn vele werkelijkheden voor het begrip stoel, maar allemaal weerspiegelen ze in het denken van Plato dezelfde principiële blauwdruk wat betreft bouw en eigenschappen. Praten over de individuele bijzonderheden is volgens Plato zinloos en kan nooit tot kennis en inzicht voeren. Hij verabsoluteerde dit gegeven, en nam aan dat de ideeën behoren tot een metafysische wereld van begrippen van waaruit zij, kunnen incarneren in de werkelijkheid. Hij nam dus aan dat op zich zielloze entiteiten bezield worden bij deze incarnatie, en zo hun wezenlijke eigenheid verkrijgen.

De ideeën zouden zelfstandig bestaan niet gebonden aan tijd en plaats. Daarin kan ik hem niet volgen. Ik denk dat de mens zelf in zijn streven naar inzicht zoekt naar het gemeenschappelijke in de diversiteit van de werkelijke of gedachte entiteiten. Hieruit destilleert hij datgene waaraan die entiteiten herkenbaar zijn, en waarmee ze systematisch geordend kunnen worden. De Systematiek binnen de Biologie is hiervan een mooi voorbeeld. Toch heeft de leer van Plato enorm veel invloed gehad met name in de wetenschap waar het formuleren van definities en regels en wetmatigheden zo essentieel is.

Een bezwaar in de filosofie van Plato is, dat hij voorbij gaat aan het feit dat de wereld, met al wat er in is, zowel levenloze als levende materie, niet statisch is, maar voortdurend aan veranderingen onderhevig is, in wording is. Materiele dingen in de wereld, kunnen ontstaan in een wordingsproces. In de astronomie wordt bijvoorbeeld in analogie gesproken over de geboorte, wording en dood van sterren. Dichter bij kunnen we zien hoe vormeloze klei onder de vaardige handen van de keramist, omgevormd wordt tot een nieuwe entiteit, een beeld. Zo ook gaat een timmerman, die een stoel gaat maken, uit van het beeld stoel dat hij kent, maakt naar dit inzicht vanuit op zich onbepaalde basismaterialen (bijvoorbeeld een boomstam) in de werkplaats door handelingen als zagen en schaven de onderdelen voor de stoel. Daarmee krijgt het materiaal in toenemende mate specificiteit, wordt in de richting stoel gemanipuleerd, en is steeds minder algemeen en steeds meer specifiek inzetbaar. De onderdelen worden tenslotte samengevoegd via houtverbindingen tot een entiteit stoel, waarmee het geheel definitief die speciale algemene eigenheid krijgt die een stoel kenmerkt (poten, zitting, rugleuning). Redenerend langs de lijnen van Plato moeten we aannemen dat daarmee “de ziel stoel” is ingestort. Maar wanneer zou dat dan precies gebeurd moeten zijn? Dat is moeilijk te definiëren. Is dat instorten soms een geleidelijk proces, dat met elke handeling van de meubelmaker erin geperst wordt?

Een ander prachtig voorbeeld van veranderingen kennen we als embryonale ontwikkeling. Een mens begint, zoals we tegenwoordig allemaal weten, zijn levensweg als bevruchte eicel in de baarmoeder, en wordt langs een delicaat en gecompliceerd ontwikkelingsproces van celvermeerdering, celdifferentiatie en patroonvorming, omgevormd tot een veelcellig organisme, bestaande uit ruimtelijk geordende weefsels en organen, met specifieke structuren en functies, en wordt bij de geboorte als nieuw individuutje, als het goed is, in liefde ontvangen. Maar de geboorte is geen eindstation, immers, er volgt nog een heel proces van groei met achtereenvolgende fasen van ontwikkeling en rijping van baby naar verantwoordelijke volwassene, als mens en als persoon, met uiteindelijk daarop volgend een proces van veroudering, aftakeling verval en dood. De mens verkrijgt daarmee door de jaren heen geleidelijk zijn specifieke eigenheid als persoon in een voortschrijdend proces van menswording. Wederom de vraag wanneer wordt dan de idee mens ingestort? Deze vraag is legitiem maar is in het licht van de embryonale en post-embryonale wordingsgeschiedenis, niet met een one liner te beantwoorden. Statische concepties houden te weinig rekening met verandering, resp. wording, welke toch essentiële aspecten zijn van mens en werkelijkheid.
Concrete dingen hebben naast het abstract ideële, de inhoud van de blauwdruk, altijd nog een individuele werkelijkheid met allerlei kleine typerende bijzonderheden die bijv. een stoel maken tot mijn stoel: een krasje hier, een noestje daar, niet te vergeten dat wijnvlekje, enz. Ook al hanteren we een abstract concept als de idee, we kunnen de individuele concrete werkelijkheid niet zo maar buiten beschouwing laten.
Op de mens toegespitst kunnen we ons afvragen: wat maakt nu deze mens precies tot wie en wat hij is? Met andere woorden we geven dan aandacht aan al datgene wat in de volheid van de eigenheid wordt beschreven. In mijn beleving behoren verandering en wording van het specifiek eigene er wezenlijk bij. Het zal daarmee wel duidelijk zijn dat voor mij de ideeënleer van Plato wel veel goeds heeft gebracht en de handvaten heeft geboden om in filosofisch-wetenschappelijke zin de wereld te bezien en te ordenen, maar niet voldoet ter beschrijving van de volle werkelijkheid. Er blijft een spanningsveld tussen het concept van de idee met de algemene inkadering en het evidente van het individuele met de specifieke eigenheid. Concreter gesteld, kun je je afvragen of muzikaliteit, of kunstzinnigheid in het algemeen, behoort tot de idee, het beeld van menszijn, ook al is dat niet zo evident. Maar zo niet, hoe doe je dan recht aan de genialiteit in muzikaal opzicht bij een uitzonderlijk iemand als Mozart? Je kunt alleen langs de krachtlijnen van dit spanningsveld de werkelijkheid benaderen. Het kan best zijn dat wezenlijke eigenschappen van de mens tot uitdrukking komen in de genialiteit van sommigen. We doen er goed aan ons te realiseren dat het eigene van de mens kan blijken dank zij de expressie van een uitzonderlijke gave in de enkeling. Daar zitten dan ook nog minstens twee kanten aan, namelijk het creatief zijn in de kunst en het vermogen te genieten van kunst.

Als de idee levenloze objecten betreft, kan op elk moment en op elke plaats door de mens deze idee naar believen geactualiseerd, opgeroepen, gemobiliseerd worden, als het ware “teruggelezen worden van de harde schijf”, en worden geconcretiseerd, dat is vertaald naar de werkelijkheid, door materie overeenkomstig de idee om te vormen volgens een of ander adequaat transformatieproces. Deze transformatie, is in wezen een creatieve uiting, en kan leiden tot een hele waaier, een wolk, van mogelijke realisaties. De omvorming gaat niet van idee naar object, maar van chaos naar orde of omgekeerd van orde naar chaos. De idee is een soort vector, en wekt als trait d’union als het ware een krachtveld, tussen twee uitersten, orde en chaos, het bijzondere en het algemene.
Grappig kan het worden als we proberen in kaart te brengen wat de essentie, van een bepaalde idee is. Een geliefd studentenspelletje was het vroeger om de grenzen en de binnenkant, de essentie, te verkennen van “de idee”, met vragen als bijvoorbeeld: “Heeft een tafel 4 poten?” en “Kan aan een ding waarop je niet kunt zitten het predicaat stoel gegeven worden?” Aardig, en zo’n taalspelletje biedt een verrukkelijk tijdverdrijf, en het is beter dan kijken naar de realitysoap de Pfaffs. Het spel wordt heel wat indringender bij een vraag als: “wat is de essentie van mens-zijn?” en zeker als zo’n vraag ook nog eens politiek gemotiveerd is. Theorie? Ja, dat zal wel. Kijk dan maar eens naar de discussie over abortus, stamcelonderzoek, euthanasie en orgaandonorschap. De vraag naar “de idee de Mens” is indringend aan de orde geweest in de politieke discussies over deze problematieken. Een discussie die nog altijd gaande is in een veranderende samenleving.

Als je op zoek gaat naar de idee van mens zijn, speelt het aspect van wording, in de vorm van embryonale ontwikkeling, een grote rol. Je komt niet om de vraag heen wanneer tijdens de ontwikkeling er sprake is van menselijk leven, en wanneer van mens zijn, en wanneer kun je en moet je spreken van een mens, een individu met mensenrechten? Hoe moeten we begrippen als individualiteit, “beschermwaardigheid van leven” en “mensenrechten” interpreteren en toepassen? Is het bijvoorbeeld zo dat vrouwen altijd baas zijn in eigen buik, ook als ze draagster zijn van nieuw individueel leven? Het is duidelijk dat je bij dit soort vragen onvermijdelijk belandt in fundamentele ethische beschouwingen. In de samenleving zou dit dagelijkse kost moeten zijn. De mens moet zelf aan abstracte ideeën specifiek vorm en inhoud geven door ze naar de werkelijkheid van hier en nu te vertalen en te concretiseren. Rechters en advocaten doen met wetsteksten in feite niet anders. Hier dient als het goed is de idee achter een wetsartikel juist vertaald te worden naar de individuele situatie en moet bezien worden hoe en in hoeverre, en met welke scherpte een wetsartikel moet worden toegepast, rekening houdend met persoonlijke omstandigheden. Althans ik mag hopen dat het persoonlijke aspect mee telt. We zijn ver van huis als abstracte formuleringen van opvattingen, regels en wetten letterlijk over de realiteit van mens en samenleving heen gelegd worden. Dan kun je het soort idiote redeneringen krijgen als welke ik pas hoorde vanuit de hoek van de fundamentalistische Islam. Daarbij werd steniging van vrouwen aangeprezen als barmhartig, want zo werd voorkomen dat ze zouden zondigen door niet volgens de regels te leven. Uiteraard door mannen bedacht. Hier wordt de idee boven de mens geplaatst, met alle chauvinistische, intolerante misvormingen in menselijke communicatie en mens zijn van dien.

Bush wil de indruk wekken dat hij zich bij zijn veto tegen onderzoek aan uit embryonen gewonnen stamcellen baseert op de christelijke ethiek. Ik wil hem in zijn gelovige opvattingen niet aanvallen, maar volgens mij is zijn beslissing puur politiek geïnspireerd: wat levert me de meeste stemmen op, en hoe kom ik straks in het geschiedenisboekske. De godsdienst als Belgisch trekpaard voor zijn politieke ambities. Overigens, ik moet het even kwijt, het is treurig, maar wetenschap gaat het denkraam van deze president finaal te boven. Hij leeft in een comfortabel plat vlak en heeft geen notie van een wijsgerige derde dimensie. Het ontglipt hem domweg, wat je kunt zien aan zijn bij wijlen ronduit verdwaasde blik als hij eens vanuit zichzelf op een filosofisch getinte vraag moet reageren zonder voorbereiding en zonder souffleur. Amerika kan jaren achterop raken in het onderzoek naar de betekenis van embryonale stamcellen voor medisch-biologische toepassingen, bijv. bij de bestrijding van ziekten als suikerziekte, Alzheimer, en Parkinson. De typisch Amerikaanse onderbouwing door te wijzen op de beschermwaardigheid van alle menselijk leven komt wat vreemd over tegen de achtergrond van de executies die in de USA van overheidswege nog steeds worden voltrokken. Erg vreemd als je weet dat deze soms ook nog eens op wel heel knullige, “ondeskundige”, onmenswaardige wijze voltrokken worden; erger nog en onvergeeflijk, soms aan onschuldigen. Dat is achteraf herhaaldelijk gebleken. Heel navrant en barbaars wordt het als je bedenkt dat dezelfde Bush martelingspraktijken van de CIA als water boarding, bijna verdrinking, op vermeende terroristen[11] verdedigt, en tegen de wil van het Congres om daarmee te stoppen, zijn veto heeft uitgesproken.
 
Figuur 5 Bush tijdens een ethische beschouwing over water boarding?
Dit zijn verknipte puur middeleeuwse martelpraktijken ingegeven door een verdwaasde geest, en je vraagt je af wat dit aan waarheidsvinding kan opleveren. Daar steekt een experimentje aan een paar celletjes, die anders als afval de gootsteen in gaan, wel erg onschuldig bij af. Maar Bush is kind aan huis bij fundamentalistische uitwassen als bijvoorbeeld de Scientology Church, vooral als er verkiezingen naderen.

Wat er allemaal mis kan gaan als opvattingen, en de ideeën die daarin vervat zijn, letterlijk en ongenuanceerd opgevat worden als absolute leidraad voor menselijk hande­len, wordt regelmatig bitter en catastrofaal duide­lijk. Pim Fortuin en Theo van Gogh zijn van zo’n soort idiotiek ideeën-fanatisme het slachtoffer geworden. Toch is het de mens zelf die vanuit zijn eigenheid, zijn verlan­gens, noden, strevingen, vorm geeft aan de formule. Die mens is daarmee dan ook verantwoordelijk voor zijn interpretaties of non-interpretaties. Als dat gaat over een tafel of stoel, dan heeft dat uiteraard nauwelijks consequenties, tenzij je een krakkemikkig object met drie poten toch een stoel vindt en je buurman uitnodigt om er op te gaan zitten.
De Griekse filosofie heeft grote invloed gehad op het denken in de vroege kerk. We zijn toch niet vergeten hoezeer de opvattingen van het vroege christendom gestoeld zijn op de zienswijzen van Plato, maar vooral van zijn leerling Aristoteles, die hem in belang voorbijgestoken is. Deze wijsgeer zou zich moeiteloos herkennen in de uitspraak van de apostel Johannes “…en het woord is vlees geworden”. Het moge duidelijk zijn dat voor Johannes God en het van Hem door de gelovige mens beluisterde woord één zijn; het Woord is Goddelijk, is God, want God heeft zich in, met en door zijn woorden geopenbaard.  Het is duidelijk dat voor de intellectueel Johannes het Woord identiek is met de Idee. Het lichaam waarin het Woord “vlees werd”, “geïncarneerd werd”, was eigenlijk niet meer dan een vehicule.

Niet door woorden alleen, maar voor de Jood ook door daden, heeft God, JHWH, zich geopenbaard. Hij heeft immers op de eerste plaats door zijn Woord te spreken (en God sprak er zij licht,……) de wereld geschapen. Op de tweede plaats heeft hij het Joodse volk door tot Mozes te spreken uit de slavernij van Egypte geleid.
Tot aan de komst van Christus was (voor Johannes: “is”) volgens de Joodse leer God onder de mensen aanwezig in met en door de Torah: de Woorden die door JHWH, de god van Abraham, Isaac en Jacob (de aartsvaders, stamvaders van het Joodse volk) in de woestijn, op de berg Sinaï, aan Mozes zijn geopenbaard en door hem zijn opgetekend. Deze tien geboden zijn in feite woorden ten leven, althans zo dien je ze te verstaan. Jammer genoeg zijn ze in het Christelijke westen meer en meer geïnterpreteerd als verboden, en niet primair als handreikingen om de mens de “goede”weg te wijzen.
Woorden zijn abstracties, maar ze zijn echt wel meer dan een verzameling van karakters. Ze hebben inhoud en kunnen iets uitdrukken dat op de toehoorders of lezers indruk maakt, emoties en/of gedachten oproept. We zien het in deze tijd terug in de spannende strijd tussen Barack Obama en Hillary Clinton om het verwerven van de Democratische nominatie voor de presidentsverkiezing. Velen zijn in de ban van het redenaarstalent van Obama die met zijn inspirerende woorden van hoop en zijn roep om verandering, “Yes we can” de gunst van de kiezers lijkt te krijgen. Het is een open deur natuurlijk, maar in zekere zin zijn woorden toegerust met kracht; ze brengen iets teweeg. Ja inderdaad, de woorden zelf, want ook van het geschreven woord kan een inspirerende kracht uitgaan. Woorden zijn eigenlijk gecodeerde boodschappen met een intentie. Of de code goed wordt beluisterd, opgetekend, overgeleverd en vooral ook goed wordt geïnterpreteerd en juist wordt vertaald naar de werkelijkheid van nu, is nog maar de vraag.

In de visie van de apostel Johannes, zijn in de mens Jezus de woorden van de Torah, het Oude Testament, gaandeweg zijn groei als mens met een roeping, en culminerend in zijn totale zelfgave als de Christus, tot een levende werkelijkheid geworden, vlees geworden, geïncarneerd. Volgens hem is in het leven van Jezus het woord van de Torah totaal verwerkelijkt èn in zijn zelfgave is Jezus als de Christus één geworden met de Torah, een geworden met God. De heilige rest van zijn lichaam, het vehicule, is voor Johannes niet echt belangrijk, het graf was leeg, dat wil zeggen, er was geen leven in te vinden. Na de dood van Jezus is Het Woord dat hij gesproken heeft in de herinnering terug gekomen en van mens tot mens doorgegeven, aanvankelijk mondeling, en heeft het mensen bezield om met en naar dat woord te leven. Daarmee is als het ware het incarnatieproces alsmaar door gegaan. Ik denk dat je in deze context mèt de christelijke geloofsvisie mag zeggen, dat de Christus in zijn eigenheid en uniek zijn de Idee, de afbeelding is van waarlijk menszijn. Hier is het de individuele mens met zijn unieke eigenheid, die de idee van mens zijn present stelt.

Bij vragen als wat is “het goede”, “het kwade”, “het juiste”, “wat is rechtvaardig”, wat is menselijk en onmenselijk, kan “incarnatie” vanuit abstracte ideeën verstrekkende gevolgen hebben. We hebben dat gezien bij de opkomst van het Nazisme met de verabsoluteerde adoratie-ideologie van “het pure, het schone, het (ras)-zuivere, het volmaakte”. In onze tijd zien we de spanning tussen idee en specifieke werkelijkheid terugkomen in de discussies over “vluchtelingenstatus”, “solidariteit”, “rechten van de mens”. Ja, om maar wat te noemen. Heel navrant is dat pas weer eens getoond in een documentaire over het beleid van de Australische Overheid tegenover de Aboriginals. De Idee van het superieure blanke ras werd door de ambtenaren mooi verpakt, maar intussen werd de menselijke waardigheid van de autochtone bevolkingsgroep vertrapt en hun hele cultuur goeddeels vernietigd. Australië is een beschaafd land en een democratie, maar dat biedt blijkbaar absoluut geen bescherming voor de autochtone minderheid. De Overheid heeft, ongelofelijk maar waar, echt getracht met je reinste eugenetica de Aboriginals tegen hun wil in volledig te rassimileren en zo als ras te elimineren, en hun cultuur te vernietigen. Dat speelde nog tot halverwege de vorige eeuw lang na de 2de wereld oorlog waarin juist tegen deze onmenselijke mentaliteit gevochten werd. Het Westen heeft een treurige traditie in dit opzicht: de Engelsen tegenover India, de Nederlanders tegenover Indonesië, de Belgen tegenover de Kongo, enz. Recentelijk is de tegenstelling tussen integratie en rassimilatie opnieuw in de actualiteit gekomen door de uitspraken van de Turkse Premier Erdogan, die de Duitse Turken opriep om de eigenheid te bewaren en te bewaken, en die waarschuwde tegen assimilatie, een streven dat hij onmenselijk noemde. De rede van Erdogan heeft politiek in Europa nogal wat stof doen opwaaien. En terecht, integratie is een belangrijk thema dat doordacht moet worden. Maar we moeten ons ook schrap zetten tegen de neiging om uitspraken als die van Erdogan te verketteren, en we moeten ons in het beoordelen daarvan zeer zeker niet laten leiden door angstgevoelens of gevoelens van superioriteit. Er is inderdaad een wereld van verschil tussen integratie en assimilatie. Dit te beseffen overtuigt je van de noodzaak om binnen de filosofie en ethiek onafhankelijk en zuiver na te blijven denken en ons te blijven bezinnen op ethische kernvragen in een snel veranderende samenleving. We doen er dan goed aan, ervan uit te gaan dat de mens, zodra hij optreedt als representant van een groep, kennelijk oogkleppen op heeft, alleen nog het eigen gelijk ziet en zich in zijn handelen laat richten door het belang van de groep. Denken en handelen vanuit groepsbelang en impliciet eigen belang corrumperen het ethisch denken, en zijn funest voor positieve ontwikkelingen in de multiculturele samenleving die we vormen. We zien het nu gebeuren in De Kongo, een land dat verscheurd wordt




Figuur 6 Een politiek leider bespeelt primitieve stamsentimenten. Let vooral ook op de hypermoderne gympies.....
door een stammenkrijg die catastrofaal op een culturele “melt down” afstevent, met een zichzelf versterkend momentum van actie en reactie. Het wachten is op het moment waarop daar het stamkannibalisme opnieuw de kop opsteekt.
Wij hier in Europa mogen de hand in eigen boezem steken. We moeten een polarisatie met de USA vermijden, maar zullen de durf moeten ontwikkelen om in een stevig tegenover aan te treden. We moeten Bush en straks McCain stevig confronteren. McCain? Ja, die gaat ongetwijfeld de verkiezingen winnen, aangezien de democraten elkaar afmaken. Een ramp, want deze McCain is een tough gye die zijn sporen verdiend heeft in de oorlog. Hij denkt in oorlogstermen, gelooft heilig in de Amerikaanse hegemonie en suprematie en zal zijn punt willen maken. In mijn inschatting begint hij met zijn republikeinse kop een oorlog tegen Iran.

kijken en inzien
Laten we eens naar iets gezelligers kijken. Kijken als waarnemen bijvoorbeeld. Erg wezenlijk. Of we nou kijken door onze ogen, door onze eigen gekleurde bril, door een microscoop of door een of ander ingewikkeld natuurkundig apparaat zoals een MRI-scan, we maken altijd afbeeldingen van wat we zien in de vorm van tekeningen, foto’s, films. Hoe ingewikkelder het apparaat hoe groter de afstand is tussen het waargenomene en het uiteindelijke beeld. Maar aan de hand van deze beelden trekken we conclusies, en daarbij fantaseren we er duchtig op los, ja zeker. Interpreteren en theoriebouwen noemen wetenschappers dat. Daar kunnen ze een heel eind mee komen ook. Eerlijk is eerlijk! Daarvan getuigen de imponerende ontwikkelingen in de moleculaire genetica, ontwikkelingsbiologie, astronomie en natuurkunde van de laatste decennia. Vaak ondervindt de samenleving daarvan ook direct de benefits. Google Earth is zo’n onvoorstelbaar mooie, praktische toepassing, die mogelijk is geworden door een multidisciplinaire bundeling van krachten, inzichten en technieken vanuit natuurkunde, Scheikunde, astronomie, fotografie, micro-electronica, computertechnologie en informatica, communicatietechnologie en ruimtevaarttechnologie. Ja, ja, inderdaad, zeg dat wel.

De mens kan gelukkig ook kijken met een innerlijk oog. De reflectie daarvan zien we in literatuur en dichtkunst. Onze fantasie creëert hier een nieuwe werkelijkheid, een soort second life, waarin boosdoeners, helden en slachtoffers in de grote thema’s van een mensenleven zoals haat/liefde, nabijheid/afstand, trouw/ontrouw, ontgoocheling/triomf, leven/dood, teloorgang/op­standing worden uitgewerkt. De kroon spant daarbij ongetwijfeld wel de theologie. Dat is immers pure fantasie in een abstract religieus kader, maar vaak is religieuze beleving vervat in prachtige poëzie, bijvoorbeeld de psalmen, en diepzinnig proza. Een psalm als “evenals een moede hinde” (psalm 42), prachtig getoonzet, is een juweeltje en….

Evenals een moede hinde
naar het klare water smacht,
schreeuwt mijn ziel om God te vinden
die ik ademloos verwacht.
Ja, ik zoek zijn aangezicht,
God van leven, God van licht.
Wanneer zal ik Hem weer loven,
juichend staan in zijn voorhoven?
        enz
een doorlopende inspiratie, en zou je als je even niet oplet zo tot geloven aan kunnen zetten. Ook een gedicht als “Licht dat ons aanstoot in de morgen”, van Oosterhuis, maakt je ook wat verdraagzaam voor de politiek/maatschappelijke nonsens uitspraken uit zijn koker[12]. De theologie overspant als een ideële hemelse koepel de wereld. Het is dan ook de wetenschap van “het niet-zien maar toch geloven”, die alleen maar raakt aan onze aardse werkelijkheid langs de vage contour van de horizon, en die is ver weg. Aangezien volgens de theologie het belangrijkste achter de horizon van onze waarneming ligt,

Licht dat ons aanstoot in de morgen,
voortijdig licht waarin wij staan
koud, een voor een, en ongeborgen,
licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval, dat wij allen
zo zwaar en droevig als wij zijn
niet uit elkaars genade vallen
en doelloos en onvindbaar zijn.

Licht, van mijn stad de stedehouder,
aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen of
ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt.

Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt.
Taal zal alleen verwoesting zaaien
en van ons doen geen daad beklijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen
zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eerstgeboren,
licht, laatste woord van Hem die leeft

Huub Oosterhuis


kan de theoloog naar hartelust doorleuteren, want wat hij zegt is toch nooit te verifiëren. Toch, welk een ongelooflijke impact heeft de religieuze beleving gehad, de eeuwen door. Het kan soms wel even boeiend worden als de theoloog het waagt om vanuit zijn verheven metafysische domein af te dalen naar de realiteit om ons heen, en vanuit de bijbel even de wereld wil verklaren met miskenning van de natuurwetenschappen, of vanuit het “wonder” van de schepping argumenten wil verzamelen om zijn eigen stellingen te bewijzen. Dat soort discussies loopt altijd vast in fundamentalistische stelligheden als: god heeft de wereld met al wat er in is in 6 dagen geschapen, en god maakte van de 7de dag een rustdag. Knappe prestatie, als je bedenkt dat een vrouw 9 maanden zwanger is aleer een kind ter wereld te kunnen brengen.

De meest machtige eigenschap is naast bewustzijn het denkvermogen. Beide heeft de mens te danken aan dat bovenmatig ontwikkelde orgaan, de hersenen, het brein: de zetel van zijn geestelijke vermogens. Want die heeft hij. Daarin en daardoor torent hij ver uit boven zijn naaste verwanten in de natuur en evolutie, de apen, die vergeleken met de mens er maar wat achterlijk bij zitten. Hij ziet er ook wel wat aantrekkelijker uit, de mens, dat mag ook wel eens gezegd. Althans in onze eigen ogen. Je behoeft alleen maar te kijken naar het achterste van een baviaan, om totaal overtuigd te zijn van het gelijk van deze stelling. Onze baviaan denkt daar trouwens anders over; die vindt het gatje van je buurvrouw dat jij zo boeiend vindt maar niks. Trouwens soms is het omgekeerde het geval. Het komt altijd wel weer voor dat een bezoekster van een of andere dierentuin te veel vertederde aandacht aan de dag legt voor een of andere grote en wilde mannetjesaap en tot haar ontzetting plots geconfronteerd word met een explosie van mannelijke driften, die vanuit de diepten van die vreemd boeiende ogen opstuwen. Een wild dier aanhoudend in de ogen kijken, is link, zeker als je dat als “liefhebberige” dame doet bij een mannetjes-Gorilla, hetgeen pas nog eens bleek. Ogen zijn complexe organen en de oogzenuwbanen gaan vanaf het netvlies linea recta naar optische centra in de hersenen, waar de gezichtsprikkels emotionele reacties kunnen aansturen. Iedere pluimveehouder en menige natuurliefhebber weet dat in het voorjaar de haantjes elkaar bevechten en dat gaat er vaak heftig aan toe. Opmerkelijk daarbij is, dat de grenzen tussen de soorten dan wegvallen, en alles wat haan is ligt met elkaar overhoop. De baas wordt daarbij niet ontzien, dat is immers een echt haantje de voorste, en dat wordt niet gepikt. Er ligt een vreemd weten aan te grondslag: jij ben een haan net als ik, en jij wilt iets wat ik wil, de baas zijn en neuken met de hennen. Waarom zou dat anders zijn tussen haan en hen, mannetje en vrouwtje, mannetjesaap en dierentuinbezoekster. Maar jij en ik, hij en zij, wij zijn in feite heer en meester over de hele natuur en alles wat er in is. Maar we zijn als mens ook een deel van de natuur, en dat is jammer, want we zijn paradoxaal genoeg vaak niet de baas over onszelf. Veel menselijke dramatiek ligt daarin verscholen. Niet voor niets is dit is een geliefd thema van Hollywood, dat dit recentelijk, inspelend op de machtige gestalte van reuzengorilla King Kong en zijn lieve “Ann” weer eens, weinig origineel overigens maar wel spectaculair, vorm heeft gegeven. Anneke geraakt ook in deze remake tegen beter weten in toch weer serieus onder de indruk van deze imposante mannetjesputter met zijn bizarre, lichtelijk vertederende liefde voor haar en met zijn kleine pieleke. Ik zeg het niet zonder leedvermaak, want het is zo. Een man ook al zou hij minzaam geschapen zijn, en dat komt voor, steekt een gorilla in dat opzicht vlot de loef af. Maar dat terzijde. Betekent dit nu, dat een mens, ook niet baas is over zijn eigen emoties en gevoelens? Ahh, nee, inderdaad, jammer genoeg aanzienlijk minder dan we zouden willen, al kun je dat aan de droogstoppels onder ons niet zo direct aflezen.

Is de mens ook niet de baas over zijn brein in rationele zin? Nee, o nee, zelfs dat niet. Onze geest springt gemakkelijk uit de band en we lopen spontaan mee met de groep, “follow the leader”, zonder dat we over wat we doen zelf dan nog veel controle hebben. De leider vult ons brein, en het vraagt heel wat om je aan die invloed te onttrekken. Vanaf onze wortels in de evolutionaire geschiedenis zijn we dieren die in groepsverband leven,
Figuur 7 King Kong en zijn geliefde Anneke
in families. De groep geeft veiligheid en macht, en overlevingskansen voor de soort. Want bang zijn we, en we projecteren onze angst voor het roofdier dat overal op de loer ligt in allerlei soorten griezelfilms. De tv-gids


Figuur 8 De echte King Kong., de Silver Back, een mannetjesgorilla. Toch wel even anders dan die zielige Hollywood-aap...
staat iedere week bol van de films over mensetende seriemoordenaars, en andere psychopatisch geflipten. We kunnen er blijkbaar niet genoeg van krijgen om daar naar te kijken. Het beroerde is echter, dat Hannibal Lector ook echt bestaat. En laten we ons niet vergissen, de tijd dat we jacht maakten op leden van een andere stam, om die vervolgens af te maken, te koken en op te eten ligt nog maar kort achter ons, en sijpelt door tot in onze tijd.

denkbeeld en tijdsbeeld
De geschiedenis van de filosofie laat zien hoezeer de mens in zijn denken, beïnvloed wordt, zoniet bepaald wordt, door wat er gebeurt in de tijd waarin hij leeft. Hij is in zijn denken, zijn opvattingen, ideeën, dus niet echt vrij, maar wordt intens beïnvloed door ontwikkelingen in wetenschap, techniek en maatschappij. Ook de filosofie kan daarom geen aanspraak maken op autonomie en objectiviteit, noch in haar bezinning over onze werkelijkheid noch in haar metaphysische gedachtenconstructies. Als ware objectiviteit niet bestaat, kan ook absolute waarheid niet bestaan. In ons denken beschouwen we dan wel de werkelijkheid, we bomen over mooie theorieën, maar de waarheid, de diepste eigenheid daarvan, kunnen we niet raken, die kunnen we alleen maar naderen. En dan is het belangrijk te beseffen dat ons zicht op de werkelijkheid, waarin we de waarheid zoeken, afhankelijk is van onze positie in het hier en nu en van onze blikrichting. De werkelijkheid strekt zich bovendien goeddeels uit tot achter onze horizon, en hoe we ook lopen, die blijft op afstand. Ons overdenkend beschouwen van mens en wereld, blijkt daarmee een openbaring die nooit zal ophouden, omdat er wel een einder maar geen eind aan is. Ook openbaring is dus een wordingsproces, net als de werkelijkheid zelf. Alles, de hele natuur, de hele kosmos is in voortdurende verandering, in wording, in evolutie en we ontwikkelen zelf mee.

Waarom vinden overheden wetenschap zó belangrijk dat ze steeds maar weer mogelijkheden verschaffen voor wetenschappelijk onderzoek. Wat is de zin van al dat menselijke zoeken, als de horizon van onze waarneming zich toch steeds maar weer terugtrekt en alles aan verandering onderhevig is. De zin daarvan kan wel eens gelegen liggen in het zoeken zelf, bij het pogen om achter de horizon te kijken. Willen weten is een waarde in zich. Toch kan ik er persoonlijk eigenlijk geen genoegen mee nemen als wetenschappers zeggen: “mijn werk is een goed betaalde hobby.” Oké, vooruit, we nemen het ondertoontje maar voor lief. Maar kennelijk vinden we het met z’n allen belangrijk om verbanden te zien, ordening te ontdekken, en ook om zelf ordening te scheppen in de chaos. We hebben daar veel geld voor over, maar het levert ook wat op, al is onderzoek doorgaans werk van lange adem.

Het willen bekijken, onderzoeken, overdenken en interpreteren van wat er om ons heen is en gebeurt, wordt niet alleen ingegeven door het praktische nut. De mens is een nieuwsgierige aap, hij is van binnen uit gemotiveerd om te onderzoeken. Hij wil het naadje van de kous weten, exploreren, ontdekken, hier, daar en overal. Het is blijkbaar een innerlijke drang waar sommigen van ons bovenmatig mee behept zijn. Zoals kunstenaars uit innerlijke drang creatief zijn met verf en linnen, of met klei, gips, was en brons, willen wetenschappers de diepte in gaan, zoals in de natuurkunde, of de hoogte verkennen, zoals in de astronomie, en wetmatigheden, verbanden ontdekken. Zo bezig te zijn is een wezenstrek van de mens en is ingebakken in de Europese cultuur. Is het dan nog zinnig om te vragen naar het waarom? In het algemeen gesteld niet, wel als het gaat om afzonderlijke onderzoeksprojecten. Welke projecten krijgen subsidie en hoeveel van de koek wordt er in gestoken. In elk geval kan de Overheid het belastinggeld beter in kunst en wetenschap steken dan in een reclamecampagne voor Kate Ryan, waarvan al bij voorbaat vaststond dat die €60.000 weggegooid geld was, omdat Kathie echt wel zou afgaan op het songfestival met zo’n doorsnee liedje. Ah, het is promotie van Vlaanderen? Je moet iemand van het kaliber Bert Anciaux zijn om dat te kunnen bedenken. Maar het kusje heeft ie er in elk geval mee verdiend.

Soms lijk ik als een boemerang langs een grote omweg bij de bron van mijn motivatie terug te komen. Dan beleef ik weer even het moment van die blik op oneindig, het heelal in, toen er even geen horizon was en nog geen vragen. Toen ik eventjes het mysterie van de kosmos sondeerde, zonder te begrijpen, huiverde, en kippenvel kreeg. Je kunt ineens voor iets heel warm lopen, en het er tegelijk koud van krijgen. Dat gebeurt als je echt geraakt bent. Ha, zegt de ervaren puber dan, je bent verliefd. Ja inderdaad, dat zal best, maar dan op het leven, op de kosmos, op alles. Dan voel je je ook verbonden met alles. Is het niet kostbaar om die eerste begeestering te houden, en dat diepe gevoel van verbondenheid met het heel-al wat er is te blijven koesteren? Ik vind van wel, want het zou jou en mij, ons mensen, misschien kunnen behoeden voor de tropenkoorts van de hebberige begerigheid, de schatten van de aarde te willen opgraven, alles op te willen delven, en te exploiteren ten bate van ons zelf.


aanwijzen, spel van wijzen

…in zijn uitleg van de “goede manier” in de Mahabaratha, behandelt Krishna de eeuwige vragen ten aanzien van mens, wereld en 'de juiste religie'. Het boek is dan ook te zien als gids voor de mens die op zoek is naar inzicht. In die hoedanigheid is het niet zo zeer een verhandeling over goed en kwaad, maar meer een reeks adviezen om innerlijke conflicten op te lossen. Er is op zich niets 'werkelijks' voor de mens om tegen te vechten, alleen het eigen onbegrip. Wanneer dit onbegrip verwijderd is, kan de mens zichzelf en de werkelijkheid kennen….

Zo zoetjesaan ben ik gaan begrijpen dat de mens in zijn leven bij het absurde af geconfronteerd wordt met tegenstrijdigheden en daaruit voortvloeiende conflicten. Hij verlangt naar de intimiteit van samenleven, maar wil eigenlijk liever alleen zijn; hij wil zich binden maar wil liefst zijn vrijheid behouden; hij is mannelijk maar houdt van het vrouwelijke (en vice versa), hij wil lief hebben, maar kan behoorlijk in verwarring gebracht worden door gevoelens van afkeer, hij kickt op erotiek en lichamelijkheid maar verlangt naar het spirituele. Een mens komt daarmee steeds maar weer in paradoxale situaties terecht, waarin hij wordt geplaagd door die altijd maar terugkerende vraag van wat wil ik nu: is het ja of nee, ben ik pro of contra, is het lichaam of geest, is het links of rechts, erop of eronder. Het lijkt alsof hij steeds maar weer een keuze moet maken, terwijl hij voelt dat deze keuze niet de manier is om uit die paradox te geraken. Wat moet je dan? Kies je, dan krijg je het voor je kiezen. Niet kiezen en tussen de uitersten door laveren? De kans bestaat dat je op de klippen loopt. Maar wat dan? Gewoon maar “over water lopen” en dan maar zien?

Ik begin hoe langer hoe meer te geloven dat die tegenstrijdige neigingen en gevoelens eigenlijk een twee-eenheid vormen, en dat je daar niet tussen hoeft te kiezen, en dat je zelfs niet mag kiezen. Je doet er niet goed aan om je zwart-wit op te stellen, voor een van beide mogelijkheden te kiezen en de andere categorisch af te wijzen. De uitersten horen bij elkaar, als yin en yang, en maken beide deel uit van je leven; soms een beetje meer van dit, soms een beetje meer van dat. Voilà, zo simpel zou het wel eens kunnen zijn. We zijn als mens nu eenmaal geen statisch gegeven en niet onveranderlijk. En het kwaad dan? Moet je dat dan niet afwijzen? Ahh, ja, maar wat is dat, het kwaad? Bestaat dat eigenlijk wel als objectief gegeven? Bestaat het kwaad wellicht niet juist en alleen daarin dat we iets of iemand niet toelaten, categorisch afwijzen, negeren, ontkennen, dood verklaren, of zelfs doden. Is het kwaad niet datgene dat leidt tot afkeren, isoleren, tot isolement; en dat is tegen het leven, van de ander en van jezelf. Hier raken we aan de wezenstrek van de fundamentalistische levenshouding, precies wat je bijvoorbeeld tegenkomt in politiek extreem rechts, in het weer opkomende nazisme, het zionisme, en in menig fundamentalistisch geïnspireerde al dan niet godsdienstige levensovertuiging. Het kwade is het kiezen voor een van kanten van de paradox en de andere kant willen elimineren. Dat leidt tot onverdraagzaamheid, zelfverheerlijking en apartheid.
van twee-heid
Iedereen die in het leven wat om zich heen gekeken heeft, en zelf heeft geleefd, zal er wel achter gekomen zijn dat die paradoxale neigingen het mens-zijn pijnlijk aankleven. Nee, dat is echt niet voorbehouden aan die “overbedeelde” groep van mensen met het sterrenbeeld Tweeling, zoals ikzelf. Iedereen is ermee behept. Een mens zal met zijn tegenstrijdigheden in het reine moeten komen, wil hij niet òf nonchalant en arrogant worden òf aan zelfkwelling ten onder gaan. Het is niet voor niets dat alle grote levensbeschouwingen het over het probleem van de paradox hebben. Of dit aspect van het leven nou gepresenteerd wordt als yin en yang[13] (Tantra), goed en kwaad (Christendom), ´alles heeft zijn tijd” (Jodendom: Prediker), het eigen onbegrip (Hindouisme, zie intro), het komt allemaal op hetzelfde neer. De rationele mens heeft een ongebreidelde zucht naar het maken van onderscheid; hij splitst, legt uit elkaar, maakt en analyseert verschillen, kiest een tegenover, en hunkert vervolgens naar eenheid bij het zien van de verscheidenheid en van de tegenstellingen die hij zelf creëert. Hij komt er zo misschien achter dat zijn tegenover soms zijn spiegelbeeld is, en dat raak je alleen maar kwijt door niet meer in de spiegel te kijken.
Ik persoonlijk heb me met mijn eigen paradoxale neigingen een beetje kunnen verzoenen via mijn zelf bedachte metafoor van het weefgetouw. De uitersten, de tegenstelling, wordt gevormd door de twee polen van het getouw. De spoel schiet heen en weer, maar verliest daarbij de draad niet uit het oog. Voor de spoel maakt die beweging ook niet uit, maar als mens krijg je daar knap het heen en weer van, en het is een pijnlijk gebeuren. Ah ja, het zal duidelijk zijn, die beweging is onmisbaar wil er een weefsel ontstaan. En wat moeten we zonder weefsels beginnen? De mens bouwt er zijn status mee op. Door zich te omkleden met lappen stof, al dan niet mooi geverfd onderscheidt hij zich van dieren, maar ook van zijn medemensen, en hij onderscheidt er zichzelf mee als een ander het niet doet. Hoewel sommigen zich liefst uitdossen, alsof ze zelf een dier zijn, met een bontjas, of bontkraag. Ach, mijn moeder was gek op zo’n vosje. Toen ze het eenmaal had en het trots om haar hals had gedrapeerd was ze geschokt door mijn meewarrige, maar ook lichtelijk verwijtende blik. We hadden het er tevoren al wel over gehad, en ik bleef consequent in mijn afwijzen. Ik heb nog spijt bij de herinnering aan haar teleurgestelde gezicht waarop tegenstrijdige emoties zichtbaar waren. Fundamentalisme in het klein. Onverdraagzaamheid, het gebrek aan empathie en intolerantie kunnen dichtbij komen.

Met zijn kleding vormt de mens een contrast ofwel weet hij zich daarmee juist als individu te camoufleren. Maar, gelukkig maakt hij er niet alleen camouflagepakken, of bourkha’s van maar ook tafelkleden om met zijn gasten stijlvol aan tafel te kunnen gaan. Uiteraard is die opsmuk niet voldoende voor een geestrijke maaltijd. Maar gelukkig wordt er aan tafel, desnoods na wat geestrijk vocht ook nog wel wat interessants en gezelligs en liefs gezegd.

twee-eenheid
De dualiteit, het onzekere van “is het nou dit of is het nou dat”; “moet ik zus of moet ik zo” ligt misschien wel ten diepste verankerd in de grondslagen van onze natuur en van onze wereld. Vroeger leerden we in de natuurkundeles dat de wereld beheerst wordt door universeel geldende en onveranderlijke wetten. Tegenwoordig weten we uit de kwantummechanica (oei) dat er in het hele kleine, op het subatomaire nivo, geen absoluut onderscheid bestaat. Alle grenzen en ook de horizon van onze waarneming zelf blijken op dat nivo te vervagen en de subatomaire werkelijkheid blijkt beheerst door waarschijnlijkheid en dus toeval. Verdwenen is daarmee het zo verleidelijke beeld van een strak voorspelbare, geordende, en geregelde wereld, waarin alles net als in de kerk zijn plek heeft. Grappig genoeg tot grote tegenzin van Einstein, die zich lang schrap heeft gezet tegen deze revolutionaire inzichten waar hij zelf mede de grondslagen voor had gelegd. “God gooit niet met dobbelstenen bij zijn scheppingswerk”, protesteerde de grote man, die hiermee demonstreerde ook klein te kunnen zijn. We weten nu dat zekerheid en regelmaat alleen nog maar opgaan voor het grote, op de schaal van moleculen, van de dingen in onze wereld, van de hemellichamen, de sterren en planeten. Hun banen door het heelal zijn boeiend genoeg tot op de seconde te berekenen en te voorspellen. Anders was er ook geen ruimtevaart mogelijk geweest. Het is voor velen, onder anderen voor mij (ik ben dan ook niet Chriet Titulaer[14], al was die wel een jaargenoot van me), nog steeds een relevatie dat de mens het voor elkaar heeft gekregen om een raket de ruimte in te sturen, die te laten landen op een of ander naar onze maatstaven ver verwijderd hemellichaam, zoals de maan of, onvoorstelbaar, zelfs een komeet; daar wat stof, materie dus, te laten verzamelen door een robot met zo’n grijphandje en dan die robot in een restantje raket naar de aarde te laten terugkeren. Ongelofelijk maar waar, zo knap is de mens.
Maar op het nivo van het ultrakleine ligt niets meer eenduidig vast, en is de werkelijkheid alleen nog benaderbaar in schattingen en waarschijnlijkheden. De zekerheid van de “appel valt recht naar beneden”, heeft op dat nivo bij wijze van spreken plaats moeten maken voor “de appel valt meestal niet zo ver van de boom, maar uit te sluiten is het niet”. Dat inzicht lijkt vreemd, bizar en veraf, maar dit vreemde is tegelijk ook huiveringwekkend nabij. Op het nivo van de kleinste deeltjes waaruit alle materie blijkt te zijn opgebouwd, blijken de wetmatigheden van het ons vertrouwde wereldbeeld dus niet meer op te gaan. De vraag is zelfs of die deeltjes als concrete elementen in strikte zin eigenlijk wel bestaan. Ze schijnen zo maar te kunnen ontstaan uit energie en ook weer te kunnen verdwijnen als energie, blijkbaar ook in een voortdurend heen en weer gaan. Dat is best een schokkend inzicht, want zijn we immers niet gewend om de werkelijkheid te zien in concrete vaste vormen, zoals tafel, stoel, medemens, die zich op een vertrouwde, voorspelbare wijze aan ons voordoen. Of op z’n minst verwachten we iets als een vaste begrenzing, zoals de oevers van een rivier. Het is voor ons van groot belang dat we houvast kunnen vinden in de regels waaraan de betrekkingen tussen de dingen blijken te beantwoorden. Wat kan een mens dan ook aanvangen met de etherisch aandoende, vluchtige, ongrijpbare inzichten van de moderne theoretische natuurkunde? Nou wellicht wel dit, dat die ons misschien leren onze angst voor de onzekerheid van onze eigen kleinheid, beperktheid en eindigheid te overwinnen. En dat die ons leren om te accepteren dat alles helemaal niet zo vast ligt als we graag zouden willen in onze behoudzucht. Maar daartoe moet de wetenschapper wel zijn inzichten vertalen in de taal van het leven van alle dag.

dans van de chaos
De natuurkunde is bezig de diepste geheimen aan de natuur te ontfutselen. Materie blijkt te kunnen transformeren tot microgolven van energie, en daarmee in het niets te verdwijnen, en omgekeerd. De ene realiteit transformeert in een andere realiteit en de werkelijkheid begint te lijken op een beweeglijk spel van iets, via niets tot iets. Een soort rondedans met eindeloze variaties in energieke danspassen, met beweging, figuren en ritme en met als het ware chaos als platform en ordening als omtrek. Is ons leven als aards bestaan dan toch een fata morgana, een caleidoscopische manifestatie van een spel dat zich in eindeloze creativiteit vanuit de subatomaire diepte aan het oppervlak van onze realiteit openvouwt? Dit alles klinkt zo langzamerhand eerder als amateur-poëzie dan als wetenschap, zo suggestief en schilderend is het wel. Het gaat over het ultrakleine, bijna over niets, maar dat bijna niets doortrekt en draagt wel onze werkelijkheid. En daar raken we precies het probleem waar de natuurkundige van nu mee geconfronteerd wordt. Om uit te drukken wat hij veronderstelt, moet hij zijn toevlucht nemen tot gewone mensentaal. En dan heeft hij moeite om zijn inzichten onder woorden te brengen. De werkelijkheid van de microkosmos lijkt wel even ongrijpbaar als die van een mensenleven, en alleen in een “werkelijk” gedicht beschreven te kunnen worden. Fritjoff Capra heeft over de poëzie van de moderne natuurkunde een stevige bestseller geschreven.[15]
Vroeger leek alles, ook het leven eenvoudig opgebouwd te zijn uit het stof van moeder aarde. Als je dood ging, dan keerde je in haar terug. Tegenwoordig lijkt de aarde eerder een soort draagmoeder te zijn. Met haar zweven we in de schoot van een chaos die zich uitstrekt van microkosmos tot macrokosmos, van het ultrakleine subatomaire tot het supragrote, stellaire. Een chaos die overigens meer is dan een gebrek aan ordening, want chaos lijkt slechts een fase te zijn in een continu scheppingsproces. Geen begin, geen eind, maar een fase. Wat wij in het hier en nu geneigd zijn als chaos te zien, is in een ander perspectief de scheppende dynamiek van een proces van wording en teruggang, dat fundamenteel is beheerst door het toeval. Als het ware een voortdurend “op goed geluk” tastend zoeken in verandering, in een dans op het grensvlak van realiteit en leegte, waarbij de grens er soms wel en soms niet is. Verbijsterend is het te beseffen dat deze onzekere diepste grond toch het fundament is waarop de schepping, inclusief de mens met al zijn in een mensenleven opgebouwd zelfbewustzijn en zekerheden, is gebaseerd. Is het dan zo dat orde en chaos in hun paradox de polen zijn van een as waar de hele schepping om draait? De polen van een “kosmisch weefgetouw” waarop de realiteit geweven wordt? Een aardig beeld, charmant in zijn sprekende eenvoud, al is een dergelijk gedachte natuurlijk simpel en te mechanistisch. De zin van de paradoxale twee-eenheid van Orde en Chaos is niet te definiëren en niet te vatten in een modelleke.

zin in chaos
Hardnekkig keert een oeroude vraag terug. De vraag naar begin en zin van ordening in de wereld en naar de betekenis van chaos, de wanorde. Chaos ontstaat spontaan uit orde, maar hoe zit het met het omgekeerde? Is er een Generatio spontanea mogelijk, een spontaan ontstaan van ordening uit chaos, als bijvoorbeeld bij het ontstaan van nieuw leven, zoals werd verondersteld door de grote Griekse wijsgeer Aristoteles. Eindeloos is de man nagekauwd met name door kerkelijke gezagsdragers, waarbij men gemakszuchtig vergat om zelf te kijken en te overdenken. “Aristoteles die seghet, dat hij hedt twee jongen pleghet…”, een herinnering aan een klassiek tekstje over de adelaar uit mijn middelbare schooltijd.
Intuïtief beseffen we dat orde niet kan ontstaan uit wanorde, wat Aristoteles ook gezegd mag hebben. Maar toch, waar komt de materie dan vandaan en waar komen die aardige pantoffeldiertjes vandaan in het water in de bloemenvaas? En op menselijke schaal: hoe komen we aan al die pantoffelhelden in ons midden? We weten allemaal hoeveel moeite het kost om orde te scheppen, maar ook hoe gemakkelijk orde verstoord kan raken en kan vervallen tot wanorde. Beelden flitsen, beelden van mensen, samenlevingen, culturen die hardnekkig aan hun overgeleverde voordelige ordening vast proberen te houden en deze verdedigen tegen omvorming door de buren of door hun eigen revolutionairen. Of van anderen, die de vermeende chaos bij de buren te lijf willen gaan en er hun eigen orde er op willen planten, te beginnen met een vers gestreken vlag. De orde van de superioriteit: de gevestigde orde van het Amerika van Bush, van “het Vlaams Belang”, en van de PVV van Wilders met de profijtelijke zegeningen voor de dominante ordelijke upper class met tenminste in Engeland de stiff upper lip en snorretje.

Het probleem van orde en chaos doortrekt alle lagen van de werkelijkheid, onze samenleving incluis. Blijven we als mensen noodlottig gevangen in het plat van een vicieuze cirkel, waaraan we op ons best, als ware het onze levensopdracht, trachten te ontsnappen? We richten constructies op, we schieten raketten af, en we bedenken geweldige systemen als om aan te geven “hier ben ik, Heer en Meester”. De komma vergeten we dan doorgaans, en dat is wel een subtiel maar toch ook wezenlijk onderscheid dat misschien niet eens meer door iedereen begrepen wordt. Maar wat we ook doen, we kunnen niet voorbij onze eigen horizon komen, en we weten het: “eerder dan Tyrus” zullen tenslotte onze constructies vervallen en in elkaar zakken, als ze niet voortijdig door onszelf of door onze buurman in elkaar geslagen zijn. Want ook dat leert onze geschiedenis. Een vaak wat waanzinnig aandoend scenario van stammenoorlogen, alsof de Mahabaratha[16] nog steeds geschreven wordt. Trouwens dat is ook zo. Een verhaal waaraan we wel móeten meedoen, als schrijver, als acteur of toeschouwer, slachtoffer of overwinnaar, waarbij het achteruit zitten in een televisiestoel ook een vorm van participatie is. Alexander de Grote is nog maar net voorbijgetrokken en de herinneringen aan de massaslachtingen in Rwanda staan nog als nabeeld op ons netvlies. De tweede wereldoorlog heeft zich alweer herhaald in Joegoslavië, in het klein gelukkig, maar aan de bescheidenheid van Milosevic heeft dat niet gelegen. En in het middenoosten lijkt soms de geschiedenis op zijn kop te zijn gaan staan. Maar Bush is in zijn nadagen en probeert nog even krampachtig een presidentieel succes te boeken. Daarom laat hij zich in het herdenkingsmonument in Israel tot groot genoegen van de Joodse lobby diep imponeren, met keppeltje op. Dat hoort zo als je solidair bent met het o zo kleine Israel dat van alle kanten belaagd wordt en daarom maar in het Midden Oosten de verschrikkelijke boeman uithangt; een nieuwe “Berlijnse muur” bouwt langs zijn vermeende grenzen, ervoor zorg dragend dat de meeste zoetwaterbronnen aan deze kant van de muur liggen. Maar toch, het is onontkoombaar maar ook boeiend de geschiedenis te volgen; alhoewel je steeds alles wat eens gebeurde terug op je bord schijnt te krijgen. Het vermeende goede èn het vermeende kwade. Voor ons nu is het een serieuze vraag of Bush in de nadagen van zijn presidentschap het nog zal wagen om Iran aan te allen. Of is dat al gereserveerd voor McCain, de oorlogsheld, die ongetwijfeld de nieuwe president gaat worden. De man heeft via de oorlog zijn sporen verdiend, en is daarin gespecialiseerd. Het is met zijn 78 jaar bovendien nog steeds een manntjesmaker die als hij weer eens zijn publiek begroet stereotiep zijn twee duimen in de lucht steekt. Dat doet me atijd denken aan de Iguanodon, een agressieve reuzenhagedis, met erg forse hoornige stekels op de plaats waar onze McCain zijn duimen heeft zitten, en die ettelijke miljoenen jaren geleden de buurt onveilig maakte. Tja, dus dan weten we het wel.

‘kzal wel even een kopietje maken
Ken jij soms iemand die zijn leven perfect op orde heeft? En is dat een aangenaam mens? Zou zo iemand bestaan? Ik waag het te betwijfelen. Wanorde kleeft aan ons menszijn. Kasten waarin het een rommeltje is, de zolder een zootje, om over het tuinhuis maar te zwijgen. Allerlei niet meer gebruikte, nog net niet afgedankte spullen, opgepropt en opeengepakt. Rommel die je over je heen kunt krijgen als je onnadenkend de deur van die kast open doet. Het is iets van deze tijd van overvloed. We hebben al zo ontzaglijk veel, maar kopen o zo gemakkelijk steeds nog meer snuisterijen erbij. En we hebben eigenlijk geen tijd om er echt van te genieten. Op de tv floreren naast “life style”, programma’s waarin telkens een paar sukkelaars, waar vaak het onbenul van afdruipt, onderworpen worden aan het strakke regiem van zo’n zelfverklaarde deskundige, zo’n supergeordende betweter als de super nanny. Eigenlijk is het een soap, net zoiets als de Pfaffs, maar dan met een schijn van deskundigheid. We moeten ons vergapen aan de overdadige deskundigheid van niks, de perfectie. En dat is dan nog maar om de voor de hand liggende wanorde op te ruimen.
De rommel zit op niet vermoede plekjes. Wat te denken van die vele gigabytes grote harde schijven die langzamerhand deur voor deur hun informatieve rondjes draaien, en vol slibben met wat zo vlot heet: programmatjes en bestandjes? Ik weet er van mee te praten. Ik sterf van de iconen op mijn buroblad, allemaal programma’s waarvan ik het merendeel niet gebruik. Mijn map “Mijn afbeeldingen” is een grote bende van honderden schitterende opnames, mooi op datum geordend door zoom browser. Maar goed beschouwd een dooie boel pixels. Dat zal het blijven ook. Al dat prachtige bronmateriaal, het blijft braaf wachten tot ik er iets creatiefs, iets zinnigs mee weet te doen. Er zo heb ik heel wat bij elkaar gebracht, ja zeker, het zijn mijn eigen opnames, en ik kan er mee doen wat ik wil. Maar wat? Als ik zo doorga, zullen ze met computer en al tenslotte nutteloos in de vuilnisbak belanden, net als de meeste van mijn videobanden die ik bij mijn laatste verhuizing al opgeruimd heb. Wat moet je nog met VHS tegenwoordig? “Weg ermee”, dacht ik. Nou heb ik een beetje spijt want ik heb uitgevogeld dat ik die banden via een USB-adapter simpel in de computer kan inlezen. Maar ach, dat had me veel tijd gekost, en dan, wat dan? Orde wordt chaos, wording en teruggang, zoals ook onze eigen natuur is ingebakken. Uit stof tot stof. Of er intussen tussenin wat gebeurd is, that’s the question.

Ik heb een kennis die videobanden en DVD’s verzamelt. Nee, het maakt hem niet zo veel uit wat er precies op staat. Hij heeft een heel brede belangstelling namelijk, hi hi, maar geen tijd om al die uren opnames te bekijken. Logisch toch ook. Wat moet je met een paar honderd videobanden, met 2 tot 3 uur kijkplezier per band? Even uitrekenen hoeveel tijd het kost om ze één keer te bekijken? “Ho, ho, en dan heb ik ook nog m’n CD’s en DVD’s!”, zegt ie trots. Hij leurt en zeurt om die verzameling aan de man te brengen. Voor niks. “Moet je een kopietje?”, is zijn gevleugelde tussenwerpsel. Laatst heb ik geweigerd de reeks over Swiebertje, met Saartje en Malle Pietje, van hem te kopiëren. Hij snapte het niet, was zelfs licht gepikeerd. “Man, als je die Zwieber zo leuk vind, dan kopieer je die serie toch effe. Of moet ik het soms voor je doen? Zo gedaan hoor. Ik heb een paar honderd DVD’s, gekocht voor een krats via internet. Das gauw klaar hoor. Fluitje van niks.” Hij neemt het me bijkans kwalijk dat hij me geen plezier kan doen met zijn vrijgevige behulpzaamheid. Ik moet kennelijk zin geven aan zijn verzameling. Inderdaad, zonder dat is die in feite waardeloos. Toch heeft hij z’n boeltje dik op orde, mannetje aan mannetje staan ze in de boekenkast. Hij heeft ze me laten zien. Kastdeur open, en daar staan ze te wachten. Indrukwekkend en lachwekkend tegelijk. Zeer geordend, ook qua inhoud, allez, denk daar maar eens over na, maar wel betekenisloos.
De ordening op een DVD is niet te overtreffen. Maar er moet nog wel zin aan gegeven worden. Door ze af te spelen, te kijken, te luisteren, er over te praten, er van te genieten, ze te becommentariëren. Desnoods, hè ja, door ze alleen maar te kopiëren.
Alleen ordening die betekenis heeft, in orde wordt gehouden, regelmatig wordt afgestoft en onderhouden, èn gemobiliseerd wordt, ontsnapt voorlopig aan het verval. Orde heeft potentie, dat is zonneklaar.

chaos heeft potentie
Chaos. Eens even opzoeken wat het betekent. Het WORD woordenboek:
chaos [cha·os]
 (Lat< Gr) (de (m))
1. eig ongeordende, vormloze ruimte, waarin al het bestaande zijn oorsprong vond, baaierd, het tegendeel van kosmos
2. ongeordende toestand, warboel: het was een vreselijke ~ in die kamer
Dictionary © (copyright) Spectrum woordenboeken.

Al het bestaande, de hele kosmos is uit de chaos, de vormeloze ruimte, de leegte, ontstaan. Dit is wel een ander soort chaos als wat we er in de spreektaal onder verstaan. In het spraakgebruik is chaos meer de tot wanorde vervallen ordening. Een mensenmassa die als kerkgemeenschap keurig in de kerkbanken zit, en braaf psalmen zingt, nagenoeg in de maat, verandert bij het uitgaan van de mis, die natuurlijk zoals altijd te lang geduurd heeft, op het kerkplein spontaan in een chaos van haastige, kris kras door elkaar loslopende individuen. Naar huis verlangend, komen ze, daar aangekomen, allemaal al snel weer in orde(ning). Orde vervalt tot chaos en wordt herschapen tot orde. Een cyclisch gebeuren. Ach onschuldig uiteraard, bijna vertederend. Maar dat kan ook anders blijkens de fanatieke ijver waarmee volksgroepen, of hele naties, elkaar te lijf kunnen gaan. Dan is het een dramatisch, desastreus en vernietigend gebeuren. We zien het op grote schaal in Libanon, waar Israel doelbewust in hoog tempo met technologisch gesofisticeerde, computer/radar gestuurde, precisiebombardementen een hele infrastructuur in puin gooit, en bij het krankzinnige af onder het mom van zelfbescherming een samenleving tracht te vernietigen. Hezbollah doet zijn best om dat te evenaren, en slaagt er met zijn raketten ook in wat schade te veroorzaken. En de Palestijnen zijn nu maar onderling slaags geraakt en doen elkaar in mensenlevens wellicht nog meer leed dan Israel ooit hen aangedaan heeft.

Als je net als ik de zestig gepasseerd bent, dan heb je het grootste deel van je leven er wel op zitten. Je zou mogen verwachten dat je dan ook wel wat zicht hebt gekregen op mens en wereld. Tja, of dat zo is? Oh, inderdaad, ik ben beslist geen tabula rasa meer. Veel is me aangereikt in mijn leven, en ik heb ook zelf wel het een en ander doorwrocht. Ik ben er ook achter gekomen dat de menselijke zoektocht nooit ophoudt. De geschiedenis verhaalt een indrukwekkende reeks van denkers en andersdenkers, waarin het menselijke zoeken is uitgetekend. Een lichtende fakkel is van generatie op generatie doorgegeven, als ware de geschiedenis een eindeloze estafette van marathondenkers, de toekomst in. Een fakkel van wijsheid, van alles omvattend inzicht? Och nee, een fakkel die de wijze ons aanreikt om ons zelf bij te lichten, zodat we als mens zelf kunnen kijken, waarnemen, analyseren, overdenken. Zo, dat we de vragen van het hier en nu misschien helder kunnen krijgen. “Mens, kijk en luister, en vraag jezelf af wat eigenlijk je vragen zijn”. Zo zou het misschien moeten zijn. Deze levenshouding is in elk geval de wieg van de filosofie, en die stond bij die zonderlinge Griek, Socrates. Ik weet het, maar toch, er komen bij mij steeds maar antwoorden op; eigenlijk geen vragen. Is er iets mis?
Ja, ik geef het toe, ik ben eigenwijs, al zit ik tjokvol met de wijsheid van anderen. Ik ben getraind en doorregen met normen, waarden, statements, formules, inzichten, stellingen, en stelligheden van anderen, mij bijgebracht door een scala aan onderwijzers en een enkele leermeester. Vroeger moesten we alles van buiten leren, en daar ben ik mee groot gebracht en klein gemaakt. Ik heb namelijk eigenlijk nooit geleerd om zelf vragen te stellen, niet aan mezelf, en niet aan anderen. Significant genoeg, springt me dat cliché uit de catechismus in mijn hoofd: “Waartoe zijn we op aarde? We zijn op aarde om èh , te èhh . .., en daardoor te, èhh .. , gelukkig te worden”. De haperingen horen er echt bij. Het wil niet meer. Het automatisme van het antwoord stuit me tegen de borst. Waar zijn mijn eigen vragen gebleven? Hoe komt het dat ik daar niet berstens vol mee zit? Als kind zal ik toch ook aan de lopende band en tot vervelens toe vragen gesteld hebben. Is die bron dichtgeslibd of is die nooit open geweest? En nu? Ik kan me als volwassen man niet verschuilen. Er is voor mij geen Manon des Sources, ik ben zelf verantwoordelijk. Kijk en luister ik zo weinig? Kijk en luister ik wel naar de juiste dingen, waar je misschien juist geen kijk- en luistergeld voor moet betalen. Of ben ik zo bezig geweest met de schijnzekerheden van dit bestaan dat ikzelf, of iemand anders, mijn vragen als onkruid heeft uitgetrokken. Maar eindelijk, ik weet het, het heeft zin, het is verfrissend om jezelf en anderen eens vragen te stellen en niet meteen je antwoorden aan te dragen.

Een vriendin, Leentje, zowat van mijn leeftijd, heeft als jong meisje geleerd hoe link het kan zijn om vragen te stellen. Zeker aan mijnheer pastoor. Hem moest je vooral geen “hoe kan dat nou” vragen stellen. Dat was de duvel verzoeken, en die vinnige roodmakende oorvijg die ze jammer genoeg nooit meer heeft kunnen vergeten, maakte haar dat eens en voor altijd indringend duidelijk. Toen daar dan nog wat vreemde biechtvadervragen overheen kwamen, had voor haar zowel de alwetendheid als de voorzienigheid een blijvende breuk opgelopen. Ik heb het vaak moeten horen. Sommige vragen moet je wel stellen, maar die kunnen beter niet gehoord worden.

De laatste jaren ben ik opnieuw gaan nadenken en probeer ik mijn keurslijf en harnas van oude clichés en axioma’s open te breken. Ai, taaie kost. Ik probeer ook maar eens een oorspronkelijke gedachte te krijgen en dat valt niet mee, want ik begin meteen weer te delven naar antwoorden die mijn vragen verstikken. Nu, toch ben ik daar lekker mee bezig, als in een levensbeschouwelijke trance. Ik kom er achter dat ik het “Aus sich selbst rollendes Rad” opnieuw aan het uitvinden ben. Ik heb de vraag of daar soms iets op tegen is als irrelevant van me afgeworpen en ben maar gewoon van Nietsche gaan houden, ook al heb ik nog nooit iets van hem gelezen. Maar dat komt nog voel ik.



Mijn buurjongetje van 2 is een en al vraag.”Is dat, dat, dat?” zegt hij. Hij wacht mijn antwoord niet af. Hij wijst aan en aan. Hij kijkt en ziet steeds nieuwe dingen. Vraagt hij eigenlijk wel? Blij en opgetogen wijst hij aan wat hij ziet, alles. Hij kijkt en hij ziet, ook mij. Hij neemt me mee, soms; kijkt me eerst guitig aan en in een “O ja” beweging met de volle glans van helder bewustzijn op zijn gezichtje, volmaakt open, steekt hij zijn handje omhoog. In zeker weten dat ik hem bij de hand neem, troont hij me mee. Dribbelend en stribbelend, maar met de doelgerichtheid van een bergstroom gaan we kijken. “Is dat? Dat? Daar?”


Februari 2008


[1] Chaos (Grieks Χαος, Khaos betekent 'leegte') is in de Griekse mythologie Het Niets waaruit de eerste Griekse goden ontstonden. Chaos is volgens sommige bronnen vrouwelijk, maar wordt vaker als onzijdig aangeduid. Het is een bodemloos gat waar alles eindeloos valt; niet naar beneden, want er is geen enkele oriëntatie mogelijk, maar alle kanten op. Uit deze uitgestrekte en duistere wanorde ontstond Orde, in de vorm van de Aarde, het enige dat houvast biedt.
[2]http://commons.wikimedia.org/w/index.php?title=Image:DNA_orbit_animated.gif&oldid=5826812
[3] http://remf.dartmouth.edu/images/insectPart3SEM/
[4] In de ban van de Ring, J.R.R. Tolkien, uitg. Het Spectrum, 196
[5] Oppenheimers trots na de succesvolle "Trinity"-test verdween als sneeuw voor de zon en maakte plaats voor afschuw en schuldgevoelens, hoewel hij nooit zei dat hij spijt had van het bouwen van het wapen. Gedurende zijn enige bezoek aan het naoorlogse Japan in 1960 werd hem door een journalist gevraagd of hij zich schuldig voelde over het bouwen van de bom. Oppenheimer grapte toen: "Het is niet dat ik er geen spijt van heb. Ik voel me er alleen vandaag niet erger onder dan gisteren."
[6] Wim Kayzer, VPRO,TV-serie “Een schitterend ongeluk
Sinds de jaren tachtig maakte Wim Kayzer voor de VPRO een aantal bijzondere televisieprogramma's. In 1993: Een schitterend ongeluk, waarin hij Nederland op indrukwekkende wijze liet kennismaken met de wetenschappers Oliver Sacks, Stepen Jay Gould, Stephen Toulmin, Daniel C Dennett, Rupert Sheldrake en Freeman Dyson.

[7]http://books.google.com/books?id=0EpNI6CWzZoC&pg=PA23&lpg=PA23&dq=een+god+in+mijn+gedachten&source=web&ots=Aay5UNw5ao&sig=IpgtDL181XyLQopznKzWZFzTyVg
[8] Met dank aan Murena: “Cogito, ergo erro zou een letterlijke vertaling zijn, denk ik. Cogitandum, errandum vind ik zelf wat beter ("het denken, het dwalen").” Zie: http://tradupolis.be/
[9]  een uitspraak van Isaac Newton: ‘Als ik verder heb gezien dan anderen, dan is het omdat ik op de schouders van reuzen heb gestaan. ...
[10] Tantra (Sanskriet: tan = expansie; tra = bevrijding), ook tantrische yoga of tantra yoga genoemd, is de wetenschap die tot geestelijke verruiming en bevrijding leidt. Tantra is een van de esoterische tradities die deel uitmaken van het hindoeïsme, boeddhisme en jaïnisme. In de tantra ligt de nadruk op de ontwikkeling van menselijke sterkte, zowel door middel van meditatie alsook door de directe confrontatie met moeilijke omstandigheden voor het overwinnen van angsten en zwakheden. (Wikipedia)

[11] Waterboarding is a form of torture that consists of immobilizing a person on their back with the head inclined downward (the Trendelenburg position), and pouring water over the face and into the breathing passages.[1] Through forced suffocation and inhalation of water, the subject experiences the process of drowning and is made to believe that death is imminent.[2
[12] Oosterhuis heeft zich in samenspraak met Ds Visser mijns inziens al té luchthartig uitgelaten over onderwerpen als huwelijkstrouw en pedofilie met veel ruimte en begrip voor de “daders”en (te) weinig compassie voor de slachtoffers. Zelf getuigden ze er overduidelijk van een mannelijk chauvinistische geest te hebben. En dat is wat anders dan “de Geest”.
[13] Het universum; alles wat er is, dus ook wat er niet is, wordt TAO wordt genoemd. De TAO is niet te kennen of te begrijpen, maar toont zich in 2 tegengestelde waarden: yin & yang. Het zijn geen absolute polen zoals goed en kwaad en bestaan alleen in relatie tot elkaar. Dit wordt duidelijk uit het volgende voorbeeld:
  • Yin wordt in verband gebracht met de donkere maan (die afgekeerd is van de zon) en staat voor de vrouwelijke natuur.
  • Yang wordt in verband gebracht met de heldere zon en komt overeen met de mannelijke natuur
[14] Chriet Titulaer was als astronoom en  tv-commentator nauw betrokken bij de verslaggeving van de eerste ruimtereizen. Hij raakte wellicht nog meer bekend om zijn baard en haardos die als een imposante haarbos zijn Limburgse gezicht omcirkelde. Zijn sappige Limburgse tongval heeft eveneens velen geamuseerd.
[15] Fritjof Capra, Ph.D., physicist and systems theorist, is a founding director of the Center for Ecoliteracy in Berkeley, California, which promotes ecology and systems thinking in primary and secondary education. He is on the faculty of Schumacher College, an international center for ecological studies in England, and frequently gives management seminars for top executives. Dr. Capra is the author of five international bestsellers, The Tao of Physics (1975), The Turning Point (1982), Uncommon Wisdom (1988), The Web of Life (1996), and The Hidden Connections (2002).
[16]Het Grote Verhaal over de mens, wie hij is en hoe hij zou moeten leven, uit het oude India overgeleverd, en nog steeds zo actueel. Zie bijv. http://forum.politics.be/archive/index.php/t-45740.html