De stelling van Huub Oosterhuis: katholieke seksschandalen zijn inherent aan het celibaat
De hete tranen van de paus over de seksschandalen in Amerika zijn hypocriet, vertelt Huub Oosterhuis aan Elsbeth Etty. Het celibaat staat nu eenmaal voor een leven waarin je nooit warmte of geluk zult vinden in seksuele relaties.
Na de opschudding over seksueel misbruik van minderjarigen door rooms-katholieke geestelijken in de VS en Ierland kwam vorige week aan het licht dat op het Berlijnse Canisius Gymnasium paters op grote schaal leerlingen seksueel hebben misbruikt. Bent u als ex-jezuïet geschokt als u hoort over het misbruik door priesters van minderjarigen?
„Nee, want ik begrijp het. Ik herken de wereld die ik verlaten heb. De oorzaak is het verplichte celibaat en zolang dat niet wordt afgeschaft, zullen dergelijke schandalen doorgaan.”
Waarom hecht de kerk zo aan het celibaat?
„Er zit een panische angst achter voor seksualiteit en een taboeïsering van alles wat daarmee te maken heeft. Daar hoort het verbod op condooms en de pil ook bij.”
Zolang het maar stiekem gebeurt doet de kerk toch niet moeilijk over seksuele escapades van priesters?
„Dat is waar. Er waren in de jaren vijftig, toen ik werd opgeleid, honderden priesters die in het verborgene een relatie hadden. Maar ik herinner me ook heel goed het fanatisme waarmee mannen probeerden de celibaatsgelofte trouw te blijven. Dat werden dan vaak moeilijke, gefrustreerde, kille mensen.”
Als het zo moeilijk is, dat celibaat, waarom kiezen mensen er dan voor?
„Vaak werd het op de koop toegenomen en zwaar onderschat. Jongens wilden priester worden. Dat was een gerespecteerd ideaal, maar dan werd je onderworpen aan een stevige dressuur.”
Hoe dan?
„Je leerde je seksuele verlangens weg te spiritualiseren, bijvoorbeeld door jezelf te geselen. Ik heb mezelf zes jaar gegeseld met een zweep. Dat had alles te maken met verdrongen seksualiteit. Je hele geestelijke training functioneerde zo. Je moest een gebedsleven opbouwen, een bijna mystieke niet nader te omschrijven relatie met Jezus.”
Er heeft kennelijk lang een complot van stilzwijgen bestaan over misbruik van kinderen door geestelijken.
„Ja, het gebeurde in mijn tijd ook al, maar het kwam niet naar buiten. Als een priester zich misdroeg en het dreigde uit te komen dan werd hij overgeplaatst of hem werd geadviseerd om uit te treden en te trouwen. Maar er zijn veel homoseksuele priesters die binnen de kerk wilden blijven. De onmogelijke eis van het afzien van alle seksualiteit leidt er ook toe dat op alle vormen van seks hetzelfde taboe rust.”
Het heeft er de schijn van dat binnen de kerk ook kindermisbruik wordt gedoogd, zolang het maar niet uitkomt?
Bevrijdingstheoloog Huub Oosterhuis (1933) speelde een vooraanstaande rol in de polarisatie die in de jaren zestig van de vorige eeuw ontstond tussen conservatieven en progressieven in de rooms-katholieke kerk in Nederland.
Na conflicten over het verplichte celibaat werd hij uit de jezuïetenorde verwijderd en ontslagen als studentenpastor. Oosterhuis zette daarop zijn werk voort buiten de officiële rooms-katholieke kerk, in de Amsterdamse Studentenekklesia, die hij nog steeds leidt.
Oosterhuis geniet grote bekendheid als schrijver-dichter van liturgische liederen en andere teksten. In 1970 trouwde hij en werd vader van twee muzikale kinderen: componist Tjeerd en zangeres Trijntje Oosterhuis, ooit bekend als het duo Total Touch.
Waarom is er eigenlijk geen controle op priesters? De kerkelijke autoriteiten hebben toch zelf ook op het seminarie gezeten?
„Iedereen zal ooit weleens iets gezien of gehoord hebben, maar dat werd vaak verdrongen. De plegers van misbruik zijn in zekere zin ook slachtoffer.”
Moeten priesters die betrapt worden op seks met kinderen even zwaar bestraft worden als andere pedofielen, of geldt het celibaat als verzachtende omstandigheid?
„Er zitten vaak dramatische verhalen achter dergelijke gedragingen, maar dat is geen reden om misdrijven onbestraft te laten. Wat ik niet begrijp is waarom dat Duitse schandaal niet twintig jaar geleden aan het licht is gebracht en waarom de slachtoffers er niet eerder een item van hebben gemaakt. Nu zijn de strafbare feiten verjaard en gaan de daders vrijuit.”
Is er geen manier om geestelijken met zulke neigingen tegen zichzelf te beschermen?
„Nee. Binnen de katholieke kerk is de biecht de enige controle. De biecht in kloostergemeenschappen gaat voornamelijk over seksualiteit. Daar bestaan codes voor. Als ik wel eens in Maastricht de biecht afnam en een priester zei dat hij naar Luik was geweest, bedoelde hij: ik ben naar de hoeren geweest.”
Naar de hoeren gaan is niet strafbaar, seks met minderjarigen wel. Is misbruik van kinderen louter aan het celibaat te wijten, of is het een uitvloeisel van hiërarchische verhoudingen die ook buiten de kerk voorkomen?
„Het misbruik op grote schaal, zoals in Amerika, Engeland en Duitsland heeft alles met het celibaat te maken. Ik begrijp de verbazing erover niet. De hete tranen van de paus over de schandalen in Amerika en de excuses van de Ierse kerk zijn hypocriet. Het celibaat staat nu eenmaal voor een perspectief van een leven waarin je nooit warmte of geluk zult vinden in seksuele relaties.”
Tenzij je homoseksueel bent. In de tijd dat homoseksualiteit nog verboden was, kozen homo’s toch juist om die reden vaak voor het priesterschap?
„Dat kwam inderdaad voor, maar er waren ook andere redenen, die met idealisme of religieuze overtuiging te maken hadden. Neem de armoedebeweging van Franciscus of soortgelijke ethische bewegingen. Die willen bewust afzien van het leven in deze wereld en dus ook van seksualiteit. Maar er zijn ook minder verheven motieven. In ruil voor het celibaat wordt je een buitengewoon leven beloofd. Als priester behoorde je bijvoorbeeld tot de notabelen, je kreeg voorrechten en gezag.”
Denkt u dat zich in de Nederlandse katholieke kerk vergelijkbare seksschandalen afspelen als in andere landen?
„Die zijn er al zo vaak geweest, alleen niet op die schaal. Begin jaren negentig was er een seksaffaire op het conservatieve grootseminarie Rolduc van bisschop Gijsen. Tegenwoordig zijn er in Nederland geen seminaries meer. En nog maar weinig priesters. Dus het zal steeds minder gaan spelen.”
Heeft u zelf als priester dit soort dingen meegemaakt?
„Toen ik in 1964 tot priester werd gewijd waaide er al een liberale wind, maar de generatie priesters boven mij bestond voor een deel uit ongelukkige mensen. Begin jaren zestig veranderde alles, door de kerkvernieuwing van het tweede Vaticaans concilie. Nederland was erg voorlijk met het ter discussie stellen van het celibaat. Er is hier in die tijd een enquête geweest onder katholieke gelovigen, geïnspireerd door kardinaal Alfrink, over de vraag of priesters mochten trouwen. 90 procent was voor. Iedereen, ik ook, verwachtte dat het verplichte celibaat binnen tien jaar verdwenen zou zijn.”
Dus u waagde het er maar op?
„Na drie jaar kwam ik erachter dat ik een huwelijk en kinderen wilde. Niet dat ik op dat moment een relatie had, dat was niet aan de orde, maar een collega van mij wilde trouwen en dat heb ik, als woordvoerder van een grote groep, gesteund. We vonden dat hij niet moest uittreden, we wilden hem als gehuwde priester handhaven. Daarom ben ik in 1969 op last van de paus ontslagen. Dit conflict heeft indertijd wereldwijd aandacht getrokken en dat is één van de redenen geweest dat Nederland is gestraft met de bisschopsbenoemingen van conservatieve kapelaans als Simonis en Gijsen.”
Vormen de seksuele taboes en verboden die zij omarmden niet de bestaansreden van de rooms-katholieke kerk?
„Dat is voor een deel de achtergrond van de theologische conflicten die in de jaren zestig naar boven kwamen. Met de roep om liberalisering van seksualiteit en de ontkoppeling van priesterambt en celibaat verschoof er ook theologisch van alles. De bevrijdingstheologie ontwikkelde een volstrekt andere visie op de traditie van de kerk. Men ging terug naar de joodse wortels. Het loslaten van het verplichte celibaat vereist een andere denkwijze dan die van de officiële kerk, een totaal andere oriëntatie.”
Hiermee betoogt u in feite dat men niet rooms-katholiek kan zijn zonder al die seksuele dogma’s te aanvaarden.
„Ja, daarom vielen zoveel priesters die uittraden om een huwelijk te kunnen sluiten onmiddellijk van hun geloof. Je kunt wél een andere geloofsweg inslaan, zoals wij hebben gedaan met de Amsterdamse Studentenekklesia. Binnen de kerk worden ondogmatische opvattingen niet geaccepteerd, daarom opereren steeds meer gelovigen buiten de kerk. Ze richten stichtingen op en beleggen zelf spirituele bijeenkomsten met hun leden.”
Maar intussen blijft het celibaat met alle bijbehorende schandalen dus bestaan. Valt daar niets tegen te doen?
„Het zal moeten uitsterven. In Duitsland komen eind februari de bisschoppen bijeen in Freiburg. Christian Weisner, mede-oprichter van de katholieke basisbeweging, vraagt de bisschoppen om de vele homoseksuele priesters de gelegenheid te geven hun seksualiteit met volwassenen te beleven, in plaats van met kinderen. Maar dat is een onhaalbare suggestie.”
Die bovendien de problemen van heteroseksuele priesters niet oplost.
„Nee, en intussen nemen homoseksuele priesters hun vrijheid zelf wel, ook met elkaar.”
Er zijn ontzettend veel vrouwen geweest die het celibaat omhelsden. Ligt de problematiek daar anders?
„Kloosterzusters zijn vaak geweldige mensen die hun leven lang in het onderwijs of de ziekenzorg hebben gewerkt en tegenwoordig asielzoekers opvangen. Het zijn vrouwen die afstand hebben gedaan van seksualiteit door een gelofte van kuisheid af te leggen. Ze hebben voor het celibaat gekozen om menslievende, sociale redenen.”
Misschien ook omdat non worden vroeger de enige manier was voor katholieke vrouwen om aan huwelijk en moederschap te ontsnappen en hun talenten te kunnen ontplooien?
„Ik kan me goed voorstellen dat, zeker in de negentiende eeuw, vrouwen het klooster verkozen boven het huwelijk. Voor vrouwen heeft het celibaat zeker een emancipatoire functie gehad. Maar ik heb ook mannelijke geestelijken gekend die heel gelukkig, sociaal communicatief en beschikbaar voor anderen hebben geleefd. Achteraf zagen ze het celibaat als een keuze die je nu eenmaal moest maken als je priester wilde worden en waar ze uiteindelijk in hebben berust.”