vrijdag 16 maart 2012

wel ge vallig


wel ge vallig

Ik ben een bewonderaar van het vrouwelijke. Wat dat is? Nee, nee, dat is momenteel geen goede vraag. Het uitfilosoferen van een definitie is voor later. Er is een andere manier voor me. Ik heb gemerkt dat ik een sensor heb voor het vrouwelijke. Mijn diepste ik, mijn wezen, weet wat het is: dat wat aantrekkelijk voor me is en dat ik als het dichtbij me komt niet afwijs en terugstoot; dat wat me iets doet in zachtheid en tederheid, en waar ik me graag bij neerleg. Dàt is het. De ene keer is het een ronding, een houding, een gestalte die me aantrekt; een beweging, een manier van kijken, een wijze van spreken die me verrukt, de toonhoogte, de stembuiging.  Een andere keer is het meer aard en gedrag: de ontvankelijkheid, het aandachtige luisteren dat me sprakeloos maakt, het mij en geen ander willen toelaten en opnemen, een oproep, een appèl (nee, nee, geen appel) op te gaan in verbondenheid, het verlangen naar mij, het verwachten. Barbara Streisand bezingt het in Guilty, woman in love: "...to get you into my world and hold you within ...". Daar sta je dan als man en je wilt daar maar al te graag op in gaan. Eerlijk is eerlijk, en "hont soit qui mal y pense". Gelukkigmakend is het als je als mens, man of vrouw, zo het vrouwelijke tegen mag komen. Dat zijn allemaal aspecten van het vrouwelijke waardoor ik me aangetrokken weet. Er is ook een heel andere kant. Ik ervaar dat ik in contact met vrouwen mijn gevoelens laat spreken, en creatief wordt. Ik weet me gewekt, en wil me inzetten, waarmaken, vruchtbaar zijn (tegenwoordig figuurlijk).

Hoe dan ook, ik ben er eigenlijk steeds op uit om er contact mee maken, er op in gaan, met zorg te omgeven, er een liefdescocon mee te maken en te verwachten in het onvermoede. Ik heb dus best een aardig onlogisch besef van waar het om draait, namelijk om datgene waar het mij in mijn leven om te doen is, ontdekken wat het is in het vrouwelijke dat mij zo raakt en aantrekt, en er antwoord op te geven. Dat is wat er gebeurt als ik een vrouw echt ontmoet, in dat tegenover, oog in oog, van pupil naar pupil. Dus liefst in het echt natuurlijk (en dat is wat anders dan dè echt), maar het kan ook in een gedicht, in een verhaal, zelfs in e-communicatie.

O zeker, het heeft alles met vrouwen te maken, maar vrouwelijk en vrouw zijn is voor mij niet hetzelfde. Ik meen dat ik niets te veel zeg als ik constateer dat ikzelf er ook een toffe dosis van in huis heb als tegenwicht voor mijn mannelijke rationele inborst al staat daar niet zo heel veel haar op. Inderdaad, het is ook niet mijn slechtste kant. Soms beleef ik dat ook, en zaligmakend  intens, met een gevoel van eenheid en verbondenheid in mezelf. Dat overkwam me toen ik samen met Salu een gedichtje schreef, ieder voor zich hoor, bij het schilderij Galathea van de sferen van grootmeester Dali. Ik heb nog nooit met zoveel gevoel en plezier en zo stromend een gedichtje geschreven. Het staat hier op de Verhalensite. Iemand zag er terecht een liefdesgedichtje in. Voortreffelijk aangevoeld, ik was verliefd op het leven in het kosmisch perspectief van Dali, en zeg me nou niet dat zoiets onmogelijk is. Opmerkelijk trouwens, dat de paar mannen die ik hier wat ken het maar een kwezelverhaaltje vonden, maar dat de vrouwen er door ontroerd waren. Ik zelf ook nog steeds trouwens; ik herlees het af en toe. Het gedichtje is subject van controverse. De helft vindt het slecht, de andere helft vindt het mooi, lief, enz.

Ja hoor, ik ben eigenlijk een echte softie. Maar ho, ik ben geen mietje, al heb ik daar vroeger wel eens zwaar over in de rats gezeten, zo ergens in mijn puberale bekommernissen. "Wie ben ik nou eigenlijk", was toen het angstige en nare besef van de leegte in me.  Die is al levend, belevend in vraag en antwoord, in actie en reactie, in doen en voelen, er aan zitten en eraf blijven, in verwondering, adoratie en ontzag, in aantrekken en afstoten, en ah ja, in de reeks verrukkelijke verliefdheden op de mooiste meisjes, geleidelijk aan in- en opgevuld met wat mijn schat, mijn ik, mijn identiteit is geworden. Een verrukkelijke identiteit, waarmee ik bij herhaling een verstolen lach tevoorschijn tover, bijvoorbeeld op het gezicht van dat aandoenlijk vrouwelijke wezen achter het stuur dat voor me stopt als ik, zo met mijn petje op, `smorgens vroeg de zebra over flaneer. Het is om de senioren-ochtendstijfheid te doorbreken, maar het belet me niet om welwillend en met verve mijn snor in een krul te draaien voor die schone blom achter het stuur. Dat is puur genieten want dan besef ik, ah ja, ik voel me een geliefd mens en ik mag gezien worden. En is dat niet wat ons mensen ten diepste bevredigt? Dat weten geeft het antwoord op die hunkering naar erkenning die ook mijn wezen doortrekt: ik kan pas mens zijn als een ander mij zo wil en kan zien.

Ik ben blij geworden met de mannelijk-vrouwelijk dualiteit in mijn ik-ke, die nog immer enerverende paradox in mijn zelluf, in mijn alles en niks. Die gaat met me mee en die zal ik uiteindelijk maar weer laten gaan, en vrij geven aan de ruimte.
toedeloe

Geen opmerkingen:

Een reactie posten