In de Bijbel, meer specifiek in het Oude testament, kunnen
we lezen in het scheppingsverhaal, het
boek Genesis, dat God, YHWH, de wereld geschapen heeft in 6 dagen. Tussen de
regels door op het wit van de bladzijden zeg maar, kunnen we ook lezen, hoe
precies en zorgvuldig hij daarbij te werk
ging. Volgens het bijbelverhaal heeft de Almachtige die klus geklaard in
zes volle dagen, en dat is bepaald snel te
noemen. Niet voor niets dat hij op de zevende dag echt een dagje moest
rusten. Nou dat heeft hij wel geweten, een rustdag is het namelijk niet
geworden. Hij was toen, afgezien van zijn Engelen, immers niet meer alleen, want de mens was er,
en die keek hem scherp op de vingers. Zes dagen lang hebben die trouwe vazallen,
de Engelen, hem bewonderend gadegeslagen. En toe God zag dat het goed was,
hebben ze luid geapplaudisseerd.
De mens kwam direct met allerlei vragen, om niet te zeggen
dat hij overal kritiek op had. Aanvankelijk stoorde zich daar niemand aan. Dat
komt omdat de Engelen zich nogal
uitsloofden met allerlei soms nogal breedsprakerige en zelfs luidruchtige
loftuitingen, zoals deze bijvoorbeeld: "Verrukkelijk is het Heer, geprezen
zij Uw naam, om alles wat U geschapen heeft te mogen aanschouwen. Wat een
pracht aan kleuren, wat een rijkdom aan vormen, en wat heeft de vrouw een
natuurlijke gratie en souplesse. En dat is dan nog alleen maar de
buitenkant". Een andere Engel, inmiddels ook op temperatuur gekomen, viel
direct de eerste bij: : "Hartverwarmend is het Heer, geprezen zij Uw naam,
om de rijkdom van de binnenkant van al wat U geschapen heeft te mogen aanschouwen
en aanvoelen. Wat een verrassende diepgang. De Heer fronst zijn wenkbrauwen bij
het woord "verrassend", maar krijgt de tijd niet om een
terechtwijzing te geven, want een derde Engel,
valt hem bij: "Wat een wijze tegenoverstelling Heer, geprezen zij
Uw naam. Het mooie zal pas echt in volle glorie doorbreken als de mens harmonie
weet te brengen tussen de binnenkant en de buitenkant. Maar dat vraagt om
tederheid en veel goede wil en heeft de mens dat wel?," voegt hij eraan
toe. Dit soort wijsneuzerij is een ongewoon geluid in de hemel. Het was niet
echt overdreven kritisch, maar het getuigt ook niet van die blindelingse,
volgzame toewijding en overgave die God normaliter in de hemel ten deel vallen.
O jé, de pief, hij doet er nog eens even een schepje bovenop ook: "Die
mens lijkt trouwens voor zover ik het zie, alleen maar oog te hebben voor de
buitenkant", zegt hij, doelend op Adam die intussen al naast Eva zat en
haar nieuwsgierig zat op te nemen. Eva van haar kant liet zich trouwens ook
niet onbetuigd, en keek een beetje ongerust naar dat eigenaardige knakworstje
waarmee Adam was toegerust, en dat een eigen leven aan het leiden was. "Je
stelt vragen jongen en erger nog je geeft ook nog zelf de antwoorden", zegt God. Ik zal je
mijn scheppingsverhaal nog maar eens moeten vertellen. Luister nou eens goed,
en stel je open voor mijn antwoorden.
" Allez dan, zes dagen lang ben ik met scheppen bezig
geweest, terwijl jullie alleen maar toekeken. Ik heb de mens geschapen op de
zesde dag; hij is bijzonder, ik sta hem ter zijde, en hij mij. Ik heb hem ter
linker en ter rechter zijde uiteengelegd, opdat ze als man en vrouw in een
tegenover maar tevens in harmonie samen de toekomst zouden kunnen dragen, in
een omhelzing van waarheid en vrede elkaar zouden kunnen ontmoeten en zo samen,
met hun beiden en dus zeker niet alleen, vruchtbaar zouden kunnen worden."
Gods stem, die toch al helder en sonoor
klonk, werd nog wat krachtiger en
indringender toen hij sprak: "Ik heb hem bovendien als toemaatje mijn
licht ingestort. Dat wisten jullie nog niet of wel? Maar geloof me, de mens,
die man en vrouw is, zal het doen. Misschien met een beetje vallen en opstaan,
oké. Maar daarvoor staan jullie hem terzijde, en heeft hij mij als voorbeeld,
want in mij wordt en is alles één; voor mij bestaat er geen verschil tussen
binnen- en buitenkant, tussen verleden heden en toekomst. Nee, en ja, Ik
verenig het strand en de zee, de deining en de glooiing. Luister, dat van die
twijfel zal ik nu maar even door de vingers zien", ging God verder.
"Heb je het nou door jongen?", spreekt God tot de engel, "of wil
je liever nog wat tegensputteren? Dat wilde de derde engel wel, en dat deed hij stiekempjes,
langs zijn neus weg. Later is de
eigenwijzigerd dan ook gevallen. God is inmiddels met zijn aandacht alweer beneden bij zijn
schepping, en zijn hele wezen gloeit van tederheid en doet zijn aangezicht
stralen en glanzen. En de afstraling daarvan verlicht en verheldert heel de
schepping, en al wat daar in is, inclusief de mens. De derde engel kijkt met
verbazing naar de mens daar beneden, getroffen als hij is door de verandering
die hij ziet voltrekken. "Zie je dat" spreekt God, "zo is het
goed, heel goed". Beneden kijken enkele mensen ineens verwonderd op,
geraakt door iets wat ze niet eerder
zagen, maar dat hun gevoelig treft.
"Kijk", zegt God tegen zijn hofhouding, "sommige mensen heb ik uitzonderlijk toegerust en belast met een zesde zintuig. De engelen kijken hem bewonderend aan, getuigend van hun adoratie. "Ah, ho, maar wacht even. Een paar van mijn schepsels heb ik extra belast met een zevende zintuig: gevoel voor schoonheid." "Oh, wat heerlijk", roept een al te jeugdige engel. Hij zakt in onder de terechtwijzende blikken van zijn kompanen, die hem tot stilte manen. "Geeft niks hoor jong", zegt God met een knipoog naar Gabriel, zijn rechterhand. "Spontaniteit is echt geen zonde. Inderdaad, heerlijk is het om dat zintuig te hebben. Ik kan het weten want ik heb er natuurlijk zelf ook een, maar vergis je niet, het heeft de vorm van een kruis. Je moet er echt wel mee om leren gaan. Want al vervult het gevoel voor schoonheid je dan wel met verrukking, het maakt je ook pijnlijk bewust van het onvolmaakte; het maakt woorden tot lege vehikels, gebaren tot loze uitingen; het baart pijn in de verwondering, brengt je tot eenzaamheid, en zelfs vervreemding. Kortom, dat zevende zintuig is een groot voorrecht, maar het is tevens een kruis, en het is dan ook zeker niet voor iedereen weggelegd. Het zou niet te dragen zijn voor een normale sterveling, ware het niet dat jullie er zijn om die paar mensen die het betreft tot mij te brengen, en dat ik hem dan meer dan genezing zal geven. De derde engel slikt, en zegt zachtjes:" maar kunt u dat die mens wel aandoen?" "Dat is een pijnlijke vraag, jongen. Ik zal maar weer eens…". Hij ziet hoe de engel, met deemoed het hoofd buigt, en God slikt zijn reprimande in. "Die mens heb ik nodig jongen", zegt hij dan zacht, "om mijn schepping met mijn liefde te doordrenken, en verder te brengen. Hij kijkt inmiddels weer goed gemutst naar beneden, waar de mens intussen, of liever ondertussen, het "Gaat en vermenigvuldig u", voortvarend in praktijk aan het brengen is. "Zie je jongens, en de Engelen kijken bevreemd met hem mee. Het "Ik " scheiden" en weer "een laten worden", dat is het idee. Het werkt. Ik heb de mens nodig om zo mijn diepste ik aan het licht te brengen: :de liefde als kern van mijn creativiteit". Ik zal die mens een merkteken geven zodat we hem direct kunnen herkennen: een stille glimlach; de glimlach van "een hart dat weet heeft van smart". Zo, en dat is het dan wel voorlopig. Zo is het goed, prima geregeld, en laat het nu maar maandag worden."
En zo is het dus gekomen dat er mensen zijn die niet slechts gevoel hebben voor schoonheid, maar die dieper nog het vermogen hebben om subtiel en teder om te gaan met al wat kwetsbaar is, met dat wat gemakkelijker te grijpen is dan te begrijpen; dat wat niet diect nuttig is, niet meteen wat opbrengt, en zich maar moeilijk kan verdedigen tegen de neiging van de mens tot analyseren, tot onderwerpen en uitbuiten vooral van zijn medemens. Velen kunnen zich niet te weer stellen tegen de snelle rechtlijnige conclusies over oorzaken en gevolgen van enkelen, die anderen en het anders zijn ontleden op de pijnbank van het laatste vooroordeel. Al datgene waar uit blijkt dat er ook nog iets is dat de schone schijn van de buitenkant overstijgt, dat het vergankelijke en het onvergankelijke, het tijdelijke en het eeuwige bij elkaar brengt en ons zo brengt tot het bewust worden van wat ware schoonheid is, kijkend in jouw ogen als je binnenkant door je oppervlak heen straalt en je ego transformeert tot een ik met de ware charme van Gij en Ik.
Ik ga wandelen, langs het hemeltje, waar deze bespiegelingen
tot mij kwamen.
noot: in hemelse sferen
is er geen verschil tussen verleden, tegenwoordige en toekomstige tijd,
daar is er maar een tijd, de altijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten