Dick Swaab: granulair denker?
Eind 1988 ontdekte hij dat het
homosexuele brein er iets anders uitziet dan het heterosexuele brein. De
Nederlandse neurowetenschapper Dick Swaab over de impact van de baarmoeder…
Nu de discussie over
homosexualiteit in de samenleving weer is opgelaaid, vooral door de controversiële
standpunten binnen de Kerk van Rome, werkt het Knack-interview van Joël de Cuelaer met Dick Swaab voor het Belgische tijdschrift De Knack als een aanjager. Dick
Swaab, een bekend neurobioloog, claimt dat hij in zijn onderzoek bijzonderheden heeft gevonden in de morfologie
van de hersenen van homosexuelen, die volgens hem de stelling steunen dat de
voorkeur van deze mensen voor hun sexuele zijnswijze veroorzaakt wordt door de
specifieke structuur, en de daaraan gekoppelde functies, van een bepaald omschreven
hersengebiedje. Iets dergelijks zou mutatis
mutandis volgens Swaab ook gelden
voor pedofilie en transsexualiteit. Hij extrapoleert deze stelling vervolgens naar
de opvatting: “Wij zijn ons brein”, zoals hij inhoudelijk uit de doeken doet in
zijn gelijknamige boek, met de suggestie dat voor elk aberrant gedrag er een
plekje in de hersenen is aan te wijzen dat afwijkend is van structuur (en
functie?). Nou zal ons brein als complex coördinatie- en integratiecentrum en
zetel van ons geheugen en bewustzijn wel overal bij betrokken zijn, maar juist
dat interrelationele, krijgt in deze opvatting van Swaab te weinig nadruk. Swaab
wil in zijn redeneringen en conclusies de mens en de functies in zijn mens-zijn
kennelijk vastpinnen op concrete plekjes
in de hersenen die zich morfologisch onderscheiden van overeenkomstig
plekjes in de hersenen van “normale” (modale) individuen. Hij koestert de twijfelachtige
veronderstelling dat als je maar een kenmerkend stukje morfologie kunt
aanwijzen, je ook de meteen de oorzaak te pakken hebt van het fenomeen dat onderzocht
wordt. Ik meen dat hij zich daarmee
schuldig maakt aan reductionistisch, granulair denken: er is een fenomeen (een
menselijke gedragswijze); ik zie een afwijkende knobbeltje in de hersenen;
conclusie: dat knobbeltje moet de oorzaak zijn. Ik vind dat een dergelijke gedachtengang,
hoe verleidelijk ook, sterk misleidend is, omdat daarmee ten onrechte de indruk
wordt gewekt, dat de ultieme verklaring wordt gegeven en het laatste woord daarmee
is gezegd. Dit komt me voor als een extreme versimpeling van de feiten, en een
dito overschatting van het belang van de eigen bevindingen. Wie we zijn wordt mijns
inziens niet bepaald door een plekje in de hersenen noch door de hersenen als geheel,
maar is het resultaat van een proces van wording en ontwikkeling door groei en samengaande
interacties van structuren en functies op alle verscheiden nivo’s, van moleculair
tot organismaal en psychosociaal, waarbij het brein van het individu als
centrum van geheugen en bewustzijn uiteindelijk inderdaad een bijzondere plaats
inneemt.
In de weergave van interviewer Joel de
Cuelaer is voor Swaab de
conclusie echter duidelijk, (in mijn eigen woorden): de verschillende sexuele
zijnswijzen stoelen op een biologisch gefundeerd complex van oorzaak en gevolg,
en zijn niet te herleiden naar psychologische aberraties (zoals Het Vaticaan recentelijk
nog wel beweerde), noch naar bewuste keuzes van het individu. Uitgaande van de
in het interview weergegeven interpretatie van de onderzoeksgegevens meent Swaab dat iemand die na zijn/haar
adolescentie homosexueel blijkt te zijn, of pedofiel of transsexueel, daartoe al
in de baarmoeder is geprogrammeerd en gedetermineerd. Dit is opnieuw wel een
heel gewaagde stelling die onmogelijk meer kan zijn dan een veronderstelling.
Immers onmiddellijk rijst de vraag: “Hoe weet hij dat?” en “Waaruit concludeert
hij dat?” Ik heb persoonlijk nog nooit een foetus ontmoet die sexueel actief
is. Misschien heeft Swaab foetale hersenen onderzocht en het door hem bedoelde structuurtje gezien, maar dan weet
hij uiteraard niet wat later het gender zal gaan worden. Ik denk daarom dat de
in het artikel gepresenteerde waarnemingen zijn conclusies niet dragen en dat Swaab met zijn hypothesen de toets der
kritiek niet kan doorstaan. Hij gaat als wetenschapper veel te ver door zijn
veronderstellingen te presenteren als feiten. Gezien de maatschappelijke impact
van zijn onderzoek en de conclusies die er uit getrokken worden, is een
kritische evaluatie dan ook zeer op zijn plaats. Ik herinner aan de recente
uitspraken van Aartsbisschop Léonard (België),
en Nederland kent zijn conservatieve counterparts, die het omgekeerde beweert,
namelijk dat homosexualiteit een psychologisch bepaalde aberratie is, die door
bidden en therapie genezen zou kunnen en
moeten worden. Léonard heeft met zijn
mening, die overduidelijk slechts geschraagd wordt door een bijbels geïnspireerd
vooroordeel en wellicht persoonlijke problematiek, veel stof doen opwaaien. Een
zuivere meningsvorming, in een menselijke benadering van deze problematiek, vereist een zuivere
discussie. Dat was mijn motivatie voor deze bijdrage.
Wil je een causale relatie
aantonen tussen hersenstructuren en specifiek gedrag of neiging, zijn in
principe de experimenteel morfologische benaderingswijzen aangewezen. Experimenteel
zou de relatie tussen een structuur en (een complex van) functie(s) aangetoond kunnen
worden door een operatieve ingreep: wegnemen of reduceren, transplanteren, of
implanteren van het betreffende centrum/orgaan. Een dergelijke operatieve aanpak zou uitsluitsel kunnen geven. Dat is uiteraard bij onderzoek aan de mens
totaal uitgesloten. Swaab heeft zich daarom
waarschijnlijk noodgedwongen moeten beperken tot beschrijvend onderzoek. Alleen
daarom al staan zijn conclusies op losse schroeven. Hij heeft ongetwijfeld een reeks post mortem gevallen histologisch onderzocht
en in een (hopelijk) significant aantal gevallen een consistente aberrante en specifieke
morfologie geconstateerd. Het artikel van De
Cuelaer geeft over de aantallen geen wetenschappelijke inkijk. Onduidelijk
is bijvoorbeeld of dit altijd zo is, of slechts in een percentage van de
gevallen. Ook is onduidelijk welke variatieparameters zijn gehanteerd. Ik vind
dat de discussie over zo’n belangrijk onderwerp dat zoveel mensen aangaat,
zuiver en helder gevoerd moet worden, en dan is de weergave in zo’n artikel van
JdC nogal magertjes.
Ook beschrijvend morfologisch onderzoek
aan de mens heeft zo zijn beperkingen, omdat het uiteraard post mortem moet
gebeuren. Nou kan sensu strictu morfologie op zich ook nooit een
oorzaak zijn. De vorm zou wel een uiting kunnen zijn van een of ander fysiologisch
proces, waarvan wellicht de verhoogde activiteit zich vertaalt in de omvang. Let
wel, ook zo redenerend kom je niet veel verder. Ik neem echter aan dat Swaab ook in vivo met moderne technieken als NMR-scanning en MRI-mapping
van hersenactiviteit onderzoek gedaan heeft. Die technieken bieden unieke
mogelijkheden om in de levende hersenen te kijken en de hersenactiviteit te
bestuderen in laboratoriumsituaties. Dergelijk onderzoek kan de fysiologie in
kaart brengen, maar valt in feite ook onder beschrijvend onderzoek en kan
evenmin in causale zin uitsluitsel geven. Swaab
vertelt niets over zijn proefpersonen, maar dat moeten wel puberale of
postpuberale individuen zijn, bij welke de sexuele geaardheid zich reeds geopenbaard
heeft. Een koppeling tussen morfologie en de sexuele geaardheid is immers alleen
te leggen, als die aard inderdaad al tot expressie is gekomen. De onderzoeker
loopt met zijn theorievorming dus eigenlijk achter de feiten aan. Hij constateert
een gedrag, trekt conclusies over de geaardheid, ziet later in het post mortem
onderzoek een wat betreft de grootte aberrante structuur in de hersenen en veronderstelt
een oorzakelijk verband. Dat is niet logisch en strikt genomen ook niet wetenschappelijk,
omdat niet uit te sluiten is dat de structuur zelf een gevolg is, een
begeleidend verschijnsel, dus
veroorzaakt wordt, en niet zelf oorzaak is. De eigenlijke oorzaak van het
fenomeen homosexualiteit blijft daarmee in het ongewisse. Gelukkig maar zou ik
zeggen.
We zijn er nog niet. Er kunnen in
een ontwikkelend systeem inderdaad afgeleide effecten zijn die dus niet zelf primair
oorzaak zijn, maar gevolg. Voorbeelden van dergelijke epigenetische effecten
zijn er te over ook op het terrein van de neurologie. Overbekend zijn de
geslachtsverschillen tussen man en vrouw, bijv. tot uiting komend in de
spraakcentra, die bij de man eenzijdig zijn geprofileerd en bij de vrouw
tweezijdig. Zijn de verschillen in de spraakcentra oorzaak of gevolg?
Natuurlijk een gevolg, zal onmiddellijk ieder weldenkend mens zeggen, ook al
weet geen mens hoe de reactie- en interactieketens die aan de ontwikkeling van
die centra ten grondslag liggen “precies” verlopen. Niemand zal durven
veronderstellen dat het grotere tweezijdig ontwikkelde spraakcentrum bij de
vrouw de oorzaak is van haar ontwikkeling als vrouw. Dat zou aan de uitdrukking
“babbelkontje” een volstrekt nieuwe inhoud geven. En toch is dat precies wat Swaab in feite wel doet in het kader van
de onderhavige problematiek. In elk geval is het wel zo dat de individuele
eigenaardigheden van man en vrouw, wel degelijk minstens van invloed kunnen zijn op de psychosociale ontwikkeling van de
kinderen. We voelen dat aan als zijnde een waarheid als een koe, maar dat te
bewijzen langs natuurwetenschappelijke weg is gezien de complexiteit aan de ene
kant en de individualiteit aan de andere kant vrijwel uitgesloten.
Het is volstrekt niet
uitgesloten dat de afwijkende morfologie
die Swaab gevonden heeft een
afgeleide is of een begeleidend verschijnsel is van door hem niet nader gepreciseerde
reactie- en interactieketens. Waar precies de determinerende stappen gezet
worden in iemands persoonlijke ontwikkeling blijft mijns inziens dus nog steeds
onduidelijk. Ikzelf zie het vooralsnog als een samenspel tussen genetisch (op
het nivo van DNA) en epigenetisch (op het nivo van milieu en omstandigheden) bepaalde, sturende invloeden in een zich ontwikkelend systeem,
met een complex samenspel op verschillende nivo’s, van cellulair, organismaal
tot psychosociaal. Waar precies de ontwikkeling van indifferent naar specifiek,
met de beslissende aftakkingen in de richting van een bepaald libido, vorm
krijgt is, laten we eerlijk zijn in
feite nog immer compleet onbekend. Nee hoor, ik accepteer de conclusie van een
oorzakelijk verband, zoals door Swaab
geschetst, dus niet. De hele gedachtegang riekt me te zeer naar een rigide reductionistisch, granulair denken,
waarbij veel te weinig recht wordt gedaan aan de vloeiende complexiteit van
lichaam en geest en hun onderlinge betrekkingen, en misschien ook wel te weinig
recht wordt gedaan aan de mens. Het doet me denken aan het fabeltje van de zogenaamde
“wiskundeknobbel” waarmee sommigen, ook ik, volgens anderen behept zouden zijn. Vroeger
werd er inderdaad wel eens gezegd,: “Ah, maar die heeft nou eenmaal een
wiskundeknobbel”. De suggestie is duidelijk in twee richtingen:
·
die is gek op wiskunde en is er zoveel mee bezig dat “zijn
wiskunde centrum” bovenmaats is uitgegroeid. Dit stelt de mogelijkheid van een
sex-knobbeltje, als gezien door Swaab enigszins in een tendentieus daglicht.
Maar dat in hersencentra dezelfde relatie bestaat tussen omvang van hersencentra en functionaliteit als bijvoorbeeld
bij de musculatuur het geval is, is bij mijn weten niet uitgesloten, maar ook niet
aangetoond.
·
die heeft nu eenmaal een bovenmaatse knobbel die hem met aandrang aanzet
tot het bedrijven van wiskunde. Logisch dat die meteen als hij thuis is, met
zijn huiswerk wiskunde begint (en zijn talen laat liggen). “Ik ben gelukkig
niet zo”, wordt er dan bij gesuggereerd.
Beide insteken zijn puur
hypothetisch.
Het is eigen aan de mens te
proberen op allerlei manieren greep te
krijgen op zijn hersenen en op zijn cerebraal functioneren. Hij wil zijn brein
begrijpen, maar nog liever zou hij er op in willen grijpen. Hij zou willen
corrigeren waar het functioneren niet aan de norm voldoet (wat die norm, ook
is). Maar precies daar past de mens toch
wel grote bescheidenheid en terughoudendheid. Hij is met zijn pogingen om in
medische sfeer corrigerend in te grijpen in de menselijke zijnswijze nou niet
bepaald succesvol geweest, eerder een charlatan, een dr Jekyll. Althans ik kan
voor ingrepen in de hersenen, als bijvoorbeeld lobotomie, het wegnemen resp.
vernietigen van (delen van) de voorhersenen, ooit gezien als een gezegende
probleemoplossende operatieve ingreep, geen begrip opbrengen. Sterker ik vind
de operatoren bij dergelijk handelen onverantwoord en misschien zelfs misdadig
bezig. Hetzelfde geldt voor de stuntelige pogingen om epilepsie en depressie en
andere echte of veronderstelde psychische aandoeningen te behandelen met allerlei op den duur
desastreuze ingrepen als elektroshocks en dubieuze psychofarmaca waarvan de
effecten op langere termijn niet bekend zijn. Het ergste moet gevreesd worden,
want de ontwikkelingen in dit opzicht lijken niet te stuiten.
Wat is nou het belang van dit
alles? Maakt het wat uit of de menselijke aard gedetermineerd is in de
baarmoeder, ja ook de “modale” aard. Ik denk van wel. Ik zou niet graag leven
in een samenleving waarin het determinisme hoogtij viert. Sterker nog, ik vind
dat de neiging tot granulair denken, en overal een enkelvoudige oorzaak voor te
willen aanwijzen, bestreden moet worden. Zo’n opvatting als die van Swaab over ogenschijnlijk zoiets persoonlijks
als de sexuele geaardheid van de medemens, kan een tendens in gang zetten die
op termijn betreurenswaardig uitpakt. Het is de vraag of dit soort onderzoek eigenlijk
wel toelaatbaar is, een discussie die enkele jaren geleden terecht heeft
gespeeld rondom onderzoeksplannen van criminoloog Buikhuisen, die wilde kijken
naar mogelijke biologische, genetische, bepaaldheid van crimineel gedrag. Nu
gaat het over de morfologie van de hersenen, straks gaat het over de
aanwezigheid van bepaalde genen, dan niet een zekere predispositie voor alweer
een of andere aard, aanleg, of eigenschap met ongetwijfeld ook alweer de
neiging tot politiek verabsoluteren. Ik geloof dat we vanuit de samenleving de ontwikkelingen
in deze zin nauwgezet moeten volgen, en moeten onderwerpen aan een zorgvuldige,
kritische evaluatie.
Nee, dr Swaab je bent er gelukkig
nog lang niet, wat je trouwens zelf ook inziet, blijkens je subtitel: “We zullen nog lang moeten wachten op de
wonderpillen” (om hoedanigheden af te remmen resp. te stimuleren). Liever had ik gehad dat je het wonder op een meer gelovige wijze geïnterpreteerd
had en het gebruik van pillen zou hebben geschetst als inherent inadequaat, en
slechts effectief als uiterste noodoplossing, in een soort botte bijl approach, waarbij, laten we dat vooral niet
vergeten, voor de patiënt/cliënt de remedie erger dreigt te worden dan de
kwaal. Kijk nog maar eens naar de verbijsterende film: “One flew over a cookoos
nest”, en je weet precies wat ik bedoel. En kleine tip, blijf ook de bijzondere
mens die buiten de norm van de meerderheid valt ook maar gewoon primair zien als
mens.
Literatuur:
Dick Swaab: “We zullen nog lang
mogen wachten op de wonderpillen”
Knack
interview door Joël de Cuelaer
Febr
2011
Summery
According to Dick Swaab, a neurobiologist, the
homosexual and heterosexual brain differ in some morfological respects. Swaab has put forward that the peculiar
morfological detail which he has found,
causes the embarkment of the person onto a homosexual developmental pathway. It
is argued that Swaab in his eagerness for straight forward causality displays
outspoken granular thinking and reasoning, and sadly takes insufficiantly into
account the interrelationships between structures and functions on all levels
of the biological and psychosociological human developing system. The
establishment of the human gender probably cannot be pinned down to one
singular determinative event in the whomb.
Biografie:
Na zijn studie in de biology, is schrijver dezes tot aan zijn
pensionering als docent/onderzoeker verbonden geweest aan de Rijksuniversiteit in Utrecht en heeft hij ontwikkelingsbiologisch
onderzoek gedaan. Na zijn pensionering heeft hij zich geweid aan de schone
kunsten en heeft een opleiding gevolgd in de beeldende vormgeving aan de
Kunstacademie in Genk. In een viertal stages heeft hij zich daarna verder
bekwaamd in het beeldhouwen. Daarnaast mag hij zich graag mengen in het
publieke debat over politieke en maatschappelijke kwesties en heeft hij een
reeks artikelen geproduceerd.
Trefwoorden:
Homosexualiteit, gender, brein, kern,
“oorzaak en gevolg”, causaliteit, determinatie, granulair denken, biologie,
biologisch
Geen opmerkingen:
Een reactie posten